Schindlers list (38 page)

Read Schindlers list Online

Authors: Thomas Keneally

BOOK: Schindlers list
4.31Mb size Format: txt, pdf, ePub

 

Op de planeet Auschwitz, waar de Schindler-vrouwen zich zo behoedzaam, zo bevreesd als ruimtevaarders bewogen, heerste Rudolf Höss als stichter, bouwer, leidend genius. Lezers van William Styrons roman
Sophie's Choice
zijn hem tegengekomen als de baas van Sophie -een heel ander soort baas dan Amon voor Helen Hirsch was; een afstandelijker, welgemanierder, minder krankzinnig mens, maar nog altijd onverminderd de priester van dat kannibalengebied. Hoewel hij in de jaren twintig een leraar uit het Ruhrgebied voor het aangeven van een Duitse activist had vermoord en voor die misdaad in de gevangenis had gezeten, heeft hij in Auschwitz nooit eigenhandig een gevangene vermoord. Hij beschouwde zich daarentegen als een technicus. Als voorvechter van Zyklon-B, de blauwzuurbolletjes die bij blootstelling aan lucht verdampten, was hij in een langdurig persoonlijk en wetenschappelijk conflict verwikkeld geweest met zijn rivaal,
Kriminalkommissar
Christian Wirth, die in het kamp Belzec de macht had en die het hoofd van de koolmonoxydeschool was. Er was een vreselijke dag in Belzec geweest, bijgewoond door de SS-officier-chemicus Kurt Gerstein, toen het met de methode van Kommissar Wirth drie uur had geduurd om een partij joodse mannen af te maken die in de kamers stonden opeengepakt. Dat Höss op de efficiëntste techniek had gewed wordt ten dele bevestigd door de voortdurende groei van Auschwitz en de teruggang van Belzec. In 1943, toen Rudolf Höss Auschwitz verliet om een tijdlang als plaatsvervangend hoofd van Afdeling D in Oranienburg te werken, was het oord inmiddels al iets meer dan een kamp geworden. Het was zelfs meer dan een organisatorisch wonder. Het was een fenomeen. Hier was het morele universum niet zozeer in verval geraakt, het was er onder de druk van alle kwaadaardigheid der aarde omgekeerd, als een zwart gat - een plaats waar volken en geschiedenissen opgezogen werden en verdampten, en de taal binnenstebuiten vloog. De ondergrondse kamers werden 'ontsmettingskelders' genoemd, de bovengrondse 'badhuizen', en Oberscharführer Moll, wiens taak het was bevel te geven de blauwe kristallen via de daken der 'kelders', de muren der 'badhuizen' naar binnen te werpen, had de gewoonte zijn assistenten toe te roepen: 'Oké, laten we ze eens wat geven om op te kauwen.' Höss was in mei 1944 naar Auschwitz teruggekeerd en voerde het bewind over het hele kamp in de tijd dat de Schindler-vrouwen in een barak in Birkenau zaten, zo dicht bij de grappige Oberscharführer Moll. Volgens de Schindler-mythologie was het Höss zelf met wie Oskar om zijn driehonderd vrouwen heeft geworsteld. Oskar heeft zeker telefoongesprekken met Höss gevoerd en anderszins contact met hem gehad. Maar hij moest zich ook nog bezighouden met Sturm-bannführer Fritz Hartjenstein, commandant van Auschwitz 11 - dat wil zeggen van Auschwitz-Birkenau - en met Untersturmführer Franz Hössler, de jonge man die in die grote stad de leiding over de voorstad der vrouwen had. Wat vaststaat is dat Oskar nu een jonge vrouw met een koffer vol drank, ham en diamanten op die functionarissen afstuurde om met hen tot een overeenkomst te komen. Sommigen zeggen dat Oskar na het bezoek van het meisje in eigen persoon naar hen toe ging en een medestander meenam, een invloedrijke officier van de
Sturmabteilung
(SA.),
Standartenführer Peltze, die volgens een latere mededeling van Oskar aan zijn vrienden een Engelse agent was. Anderen beweren dat Oskar om strategische redenen zelf uit Auschwitz wegbleef en in plaats daarvan naar Oranienburg en naar de Rüstungsinspektion in Berlijn ging, om te proberen van die kant af druk op Höss en consorten uit te oefenen. Het verhaal zoals Stern het jaren later in een publieke toespraak in Tel Aviv zou vertellen is als volgt. Na Oskars vrijlating uit de gevangenis benaderde Stern Schindler en vroeg hem - 'onder druk van enkele van mijn kameraden' - iets beslissends voor de in Auschwitz vastzittende vrouwen te doen. Tijdens dit overleg kwam een van Oskars secretaresses binnen - Stern vermeldt niet welke. Schindler nam het meisje op en wees naar een van zijn vingers, waaraan een grote diamanten ring prijkte. Hij vroeg haar of ze dat nogal forse sieraad wilde hebben. Stern zegt dat het meisje erg opgewonden raakte. Volgens hem zei Oskar: 'Neem dan de lijst van de vrouwen, pak een koffer vol met de beste etenswaren en drank die je in mijn keuken kunt vinden, en ga dan naar Auschwitz. Je weet dat de commandant een zwak voor mooie vrouwen heeft. Als je slaagt, krijg je deze diamant. En nog meer.' Het is een tafereel, een toespraak, een van die oudtestamentische gebeurtenissen waardig, waarbij een vrouw voor het welzijn van het volk aan de binnenvallende vijand wordt aangeboden. Het is, met zijn grote, flonkerende diamanten en beoogde vleselijke transactie, ook een Middeneuropees tafereel. Volgens Stern ging de secretaresse. Toen ze niet binnen twee dagen terugkeerde, ging Schindler - in gezelschap van de obscure Peltze -er zelf heen om de zaak te regelen. Volgens de Schindler-mythologie heeft Oskar inderdaad een vriendinnetje van hem naar de commandant gestuurd - om het even of dat Höss, Hartjenstein of Hössler was - om met hem naar bed te gaan en de diamanten op het kussen achter te laten. Terwijl sommigen, zoals Stern, zeggen dat het 'een van zijn secretaresses' was, hebben anderen het over een
Aufseherin,
een mooi, blond SS-meisje, behorend tot het garnizoen in Brinnlitz, en op den duur een vriendinnetje van Oskar. Maar die blondine schijnt, samen met de Schindler-vrouwen, toch al in Auschwitz te hebben gezeten. Volgens Emilie Schindler zelf was de afgezante een meisje van een jaar of twee-, drieëntwintig. Ze was in Zwittau geboren en haar vader was een oude vriend van de familie Schindler. Kort tevoren was ze teruggekeerd uit het bezette Rusland, waar ze als secretaresse voor het Duitse bewind had gewerkt. Ze was een goede vriendin van Emilie en nam het karwei vrijwillig op zich. Het is onwaarschijnlijk dat Oskar van een familievriendin een seksueel offer zou hebben verlangd. Ook al was hij een bandiet in die dingen, die kant van het verhaal is zeker mythisch. We weten niet hoever de transactie tussen het meisje en de officieren van Auschwitz is gegaan. We weten alleen dat ze naar dat vreselijke rijk toe gegaan is en moedig heeft onderhandeld. Oskar zei later dat hij bij zijn eigen onderhandelingen met de heersers van de necropool Auschwitz aan de bekende verleiding werd blootgesteld. Die vrouwen zitten hier nu al enkele weken en zullen als arbeidskrachten niet veel meerwaard zijn. Vergeet u die driehonderd nu maar. We zullen wel driehonderd andere voor u uit die eindeloze schare halen. In 1942 had een SS-officier op het station van Prokocim hetzelfde idee aan hem proberen te slijten. Bijt u niet in juist die namen vast, Herr Direktor. Net als in Prokocim volgde Oskar nu zijn gebruikelijke tactiek. Het zijn onvervangbare, geschoolde munitiearbeidsters. Ik heb ze zelf jarenlang opgeleid. Ze vertegenwoordigen een vakkundigheid die ik niet een, twee, drie kan vervangen. Dat wil zeggen, de namen die ik ken zijn de namen die ik ken. Een ogenblikje, zei zijn verleider. Ik zie hier op de lijst een negenjarige, dochter van ene Phila Rath. Ik zie een elfjarige, dochter van ene Regina Horowitz. Wilt u me wijsmaken dat een negenjarige en een elfjarige geschoolde munitiearbeidsters zijn? Die polijsten de hulzen van de 45mm-granaten, zei Oskar. Ze zijn geselecteerd op hun lange vingers, waarmee ze binnen in de huls kunnen komen zoals de meeste volwassenen dat niet kunnen. Zulke gesprekken vonden er ter ondersteuning van het met de familie bevriende meisje plaats, door Oskar ofwel persoonlijk, of via de telefoon gevoerd. Oskar bracht nieuws over de onderhandelingen steeds aan de mannelijke gevangenen in zijn naaste omgeving over, en via hen werden de bijzonderheden aan de mannen in de fabriek doorgegeven. Oskars bewering dat hij kinderen nodig had om het inwendige van hulzen voor anti-tankgranaten te kunnen polijsten was volslagen nonsens. Maar hij had er al vaker gebruik van gemaakt. Een wees genaamd Anita Lampei was op een avond in 1943 naar de Appellplatz van Plaszów geroepen, en trof daar Oskar aan, gewikkeld in een woordenstrijd met een vrouw van middelbare leeftijd, de Alteste van het vrouwenkamp. De Alteste zei min of meer hetzelfde als Höss/Hössler later in Auschwitz zou zeggen. 'U kunt me niet wijsmaken dat u een veertienjarige voor Emalia nodig hebt. U kunt me niet wijsmaken dat commandant Goeth u toestemming heeft gegeven een veertienjarige op uw lijst voor Emalia te zetten.' (De Alteste was natuurlijk bang dat zij ervoor zou moeten boeten als er met de lijst gevangenen voor Emalia was geknoeid.) Anita Lampei had stomverbaasd toegehoord toen Oskar, een man die haar handen zelfs nog nooit gezien had, beweerde dat hij haar om de industriële waarde van haar lange vingers had uitgekozen en dat de Herr Kommandant zijn toestemming had gegeven. Anita Lampei zat nu zelf in Auschwitz, maar was groot geworden en had het lange-vingerfoefje niet meer nodig Dus werd het nu elders toegepast, ten behoeve van de dochters van mevrouw Horowitz en mevrouw Rath. Schindlers contactpersoon had gelijk gehad toen hij zei dat de vrouwen bijna al hun industriële waarde hadden verloren. Bij inspecties konden jonge vrouwen als Mila Pfefferberg, Helen Hirsch en haar zusje niet verhinderen dat ze door de dysenteriekrampen krom liepen en ouder werden. Mevrouw Dresner had helemaal geen trek meer, zelfs niet in de ersatzsoep. Danka kon de zuinige warmte ervan niet met dwang door de keel van haar moeder krijgen. Dat betekende dat ze weldra een 'muzelman' zou worden. Die term was kampjargon, gebaseerd op wat men zich herinnerde van filmbeelden over hongersnood in mohammedaanse landen, voor een gevangene die de scheidslijn tussen de uitgehongerde levenden en de vrijwel doden had overschreden. Clara Sternberg, begin veertig, werd van het gros van de Schindler-groep geïsoleerd in wat als een muzelmannenbarak zou kunnen worden aangeduid. Iedere morgen moesten de stervende vrouwen hier voor de deur aantreden en werd er een selectie uitgevoerd. Soms was het Mengele die zich naar je toe boog. Van de vijfhonderd vrouwen in deze nieuwe groep van Clara Sternberg werden er op een bepaalde morgen misschien honderd afgescheiden. Op een andere misschien vijftig. Je gebruikte Auschwitz-klei als rouge; je hield je rug recht, als dat lukte. Je stikte liever waar je stond dan dat je hoestte. Het was na een dergelijke inspectie dat Clara voelde dat ze geen reserves meer had voor het wachten, voor het dagelijkse risico. Ze had in Brinnlitz een man en een zoon in de tienerleeftijd, maar die leken nu verder weg dan de kanalen van de planeet Mars. Ze kon zich Brinnlitz niet voorstellen, of hen erin. Ze wankelde het vrouwenkamp door op zoek naar de elektrische draden. Toen ze hier net was, had het geleken alsof ze overal waren. Nu ze er behoefte aan had kon ze ze nergens vinden. Bij iedere hoek kwam ze in weer een drassige straat en werd ze gefrustreerd door de aanblik van telkens even treurige barakken. Toen ze een kennis uit Plaszów zag, een vrouw uit Krakau zoals zijzelf, bleef ze koppig voor haar staan. 'Waar is de elektrische omheining?' vroeg ze haar. In haar radeloosheid leek dat Clara een redelijke vraag en ze twijfelde er niet aan dat de vriendin, als ze ook maar enig zusterlijk gevoel bezat, haar precies de weg naar de draden zou wijzen. Het antwoord dat de vrouw Clara gaf was al even gek, maar het was er een met een vast gezichtspunt, een evenwicht, een hardnekkig gezonde kern. 'Je moet geen zelfmoord tegen de omheining plegen, Clara,' drukte de vrouw haar op het hart. 'Als je dat doet, kom je nooit te weten hoe het je vergaan is.' Dat is altijd het sterkste antwoord geweest dat iemand met zelfmoordplannen kan worden gegeven. Maak jezelf van kant en je zult er nooit achter komen hoe de plot afloopt. Clara was niet hevig in de plot geïnteresseerd, maar op de een of andere manier was het een adequaat antwoord. Ze keerde om. Toen ze bij haar barak terugkwam voelde ze zich verwarder dan toen ze naar de omheining op zoek was gegaan. Maar haar Krakause vriendin had door haar antwoord op de een of andere manier gezorgd dat de mogelijkheid van zelfmoord voor haar had afgedaan.

 

Er was iets vreselijks in Brinnlitz gebeurd. Oskar, de Moravische reiziger, was weg. Hij dreef overal in de provincie handel in keukengerei en diamanten, drank en sigaren. Voor een deel was het cruciale handel. Biberstein spreekt van de geneesmiddelen en medische instrumenten die bij de Krankenstube in Brinnlitz binnenkwamen. Niets ervan was in standaarduitvoering. Oskar moet bij de depots van de Wehrmacht of misschien bij de apotheek van een der grote ziekenhuizen van Brno ruilhandel hebben gedreven om aan medicijnen te komen. Wat de reden van zijn afwezigheid ook mag zijn geweest, hij was weg toen er een inspecteur uit Gross-Rosen arriveerde en door de werkplaats liep, in gezelschap van Untersturmführer Josef Liepold, de nieuwe commandant, die altijd blij was met een kans om in de fabriek te kunnen binnendringen. De van Oranienburg afkomstige orders van de inspecteur waren dat de nevenkampen van Gross-Rosen moesten worden doorzocht op kinderen, die bij de medische experimenten van dokter Josef Mengele in Auschwitz gebruikt zouden worden. Olek Rosner en zijn nee§e Richard Horowitz, die hadden gedacht dat ze hier geen schuilplaats nodig hadden, werden in de dependance rondrennend, elkaar boven achternazittend, tussen de afgedankte spinmachines spelend gesignaleerd. Dat was ook het geval met de zoon van dokter Leon Gross, die Amon voor zijn onlangs ontwikkelde suikerziekte had behandeld, die dokter Blancke bij de Gesundheitsaktion had geholpen, en die nog andere misdaden op zijn kerfstof had. De inspecteur merkte tegen Untersturmführer Liepold op dat dit duidelijk geen onmisbare munitiearbeiders waren. Liepold - kort, donker, niet zo krankzinnig als Amon - was nog altijd een overtuigde SS-officier en deed geen moeite om de knaapjes te verdedigen. Later tijdens de inspectie werd het negenjarige kind van Roman Ginter ontdekt. Ginter kende Oskar al vanaf de tijd dat het getto was ontstaan, en had de metaalfabriek in Plaszów van schroot van
def
voorzien. Maar Untersturmführer Liepold en de inspecteur erkenden geen speciale relaties. De jongen Ginter werd onder escorte met de andere kinderen naar de poort gestuurd. De zoon van Frances Spira, tieneneenhalf jaar, maar lang en in de boeken als veertien vermeld, was die dag boven aan een lange ladder bezig met het lappen van de hoge ramen. Hij overleefde de razzia. In de orders werd geëist dat ook de ouders van de kinderen werden opgepakt, misschien omdat daardoor het risico dat ouders uitzinnige opstanden in de nevenkampen zouden ontketenen zou worden tegengegaan. Daarom werden Rosner de violist, Horowitz en Roman Ginter gearresteerd. Dokter Leon Gross kwam van de ziekenafdeling naar beneden stormen om met de SS te onderhandelen. Hij had een rood hoofd. Hij probeerde deze inspecteur uit Gross-Rosen aan te tonen dat hij met een echt verantwoordelijk soort gevangene, een vriend van het systeem te maken had. Maar de poging haalde niets uit. Een SS-Unterscharführer, uitgerust met een automatisch wapen, kreeg opdracht hen allemaal naar Auschwitz te escorteren. De groep vaders en zonen reisde met een gewone passagierstrein van Zwittau helemaal naar Kattowitz in Opper-Silezië. Henry Rosner verwachtte dat andere passagiers vijandig zouden zijn. Maar er kwam integendeel een vrouw met een uitdagende uitdrukking door het gangpad aanlopen die Olek en de anderen een stukje brood en een appel gaf, terwijl ze de sergeant de hele tijd recht in het gezicht keek, hem tartend om te reageren. Maar de Unterscharführer was beleefd tegen haar en gaf haar een vormelijk knikje. Later, toen de trein in Usti stopte, liet hij de gevangenen onder de hoede van zijn helper achter, ging naar de stationsrestauratie en kwam terug met koekjes en koffie die hij uit eigen zak had betaald. Hij raakte met Rosner en Horowitz aan de praat. Hoe meer de Unterscharführer kletste, des te minder leek hij te horen bij diezelfde politiemacht als Amon, Hujar, John en al die anderen. 'Ik breng jullie naar Auschwitz,' zei hij, 'en dan moet ik een aantal vrouwen ophalen en naar Brinnlitz brengen.' Ironisch genoeg waren dus de eerste mannen uit Brinnlitz die te weten kwamen dat de vrouwen misschien uit Auschwitz werden gelaten Rosner en Horowitz, zelf op weg ernaar toe. Rosner en Horowitz waren in extase. Ze zeiden tegen hun zoons: Deze aardige meneer brengt jullie moeder naar Brinnlitz. Rosner vroeg de Unterscharführer of hij een brief aan Manci wilde geven, en ook Horowitz vroeg hem dringend in staat te worden gesteld naar Regina te schrijven. Op stukken papier die de Unterscharführer hun gaf werden de twee brieven geschreven, hetzelfde soort dingen als de man aan zijn eigen vrouw schreef. Rosner maakte in zijn brief een afspraak met Manci om elkaar op een adres in Podgórze te ontmoeten als ze het er allebei levend af zouden brengen. Toen Rosner en Horowitz waren uitgeschreven, stopte de SS 'er de brieven in zijn jasje.
Waar heb jij de afgelopen jaren gezeten'? vroeg
Rosner zich af.
Ben je als fanaticus begonnen? Heb je gejuicht toen de goden op het spreekgestoelte schreeuwden: 'De joden zijn ons ongeluk'?
Later tijdens de reis legde Olek zijn gezicht tegen Henry's arm en begon te huilen. Eerst wilde hij Rosner niet zeggen wat eraan schortte. Toen hij ten slotte sprak was het om te zeggen dat hij het zielig voor Henry vond dat hij met hem mee naar Auschwitz werd gesleept. 'Om alleen maar dood te gaan om mij,' zei hij. Henry had kunnen proberen hem te sussen door leugens te vertellen, maar dat zou niet hebben gewerkt. Alle kinderen wisten van het gas af. Ze werden kribbig wanneer je ze probeerde te misleiden. De Unterscharführer boog zich naar hen toe. Hij had het vast niet gehoord, maar de tranen stonden hem in de ogen. Olek leek erdoor verrast - zoals een ander kind zich zou kunnen verbazen over een fietsend circusdier. Hij gaapte de man aan. Het verbluffende was dat het wel broederlijke tranen leken, de tranen van een medegevangene. 'Ik weet wat er gaat gebeuren,' zei de Unterscharführer. 'We hebben de oorlog verloren. Je krijgt een tatoeage. Je blijft in leven.' Henry kreeg de indruk dat de man niet aan het kind beloften deed maar aan zichzelf, en zich wapende met een zekerheid die hij - over vijfjaar misschien, wanneer hij aan deze treinreis terugdacht - kon gebruiken om zijn geweten te sussen.

Other books

In the Dead of Cold by Allie Quinn
Torn by Druga, Jacqueline
Uncontrollable by Shantel Tessier
High-Caliber Holiday by Susan Sleeman
Everlasting Bond by Christine M. Besze
Banana Hammock by Jack Kilborn
Tea and Destiny by Sherryl Woods