Read De Kaart En Het Gebied Online
Authors: Michel Houellebecq
Michel Houellebecq
Roman
Vertaling Martin de Haan
Uitgeverij De Arbeiderspers
-
Amsterdam • Antwerpen
Gepubliceerd met steun van het Franse ministerie van Buitenlandse Zaken, het Institut Francais des Pays-Bas/Maison Descartes en de
BNP
Paribas.
De vertaler heeft deze vertaling kunnen maken dankzij een werkbeurs van het Nederlands Letterenfonds.
Eerste druk (gebonden) mei 2011
Tweede druk (paperback) mei 2011
Copyright © 2010 Michel Houellebecq en Flammarion
Copyright Nederlandse vertaling © 2011 Martin de Haan/
BV
Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam
Oorspronkelijke titel:
La Carte et le territoire
Oorspronkelijke uitgave: Flammarion, Parijs
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van
BV
Uitgeverij De Arbeiderspers, Herengracht 370-372,1016
CH
Amsterdam.
No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from
BV
Uitgeverij De Arbeiderspers, Herengracht
570-572, 1016
CH
Amsterdam.
Omslagontwerp: Studio Ron van Roon
Foto auteur: Philippe Matsas © Flammarion
ISBN
978 90 295 7517
1 /
NUR
302
'De wereld, heeft genoeg van mij
En ik al evenzeer van haar.'
Charles d'Orléans
Jeff Koons was net overeind gekomen uit zijn stoel, zijn armen uitgestoken in een enthousiast gebaar. Een beetje in elkaar gezakt op de witlederen, deels met zijde overtrokken sofa tegenover hem leek Damien Hirst een tegenwerping te willen maken; hij had een hoogrood, chagrijnig gezicht. Allebei droegen ze een zwart pak - dat van Koons met een fijn streepje een wit overhemd en een zwarte stropdas. Op de salontafel tussen de twee mannen in stond een mandje met gekonfijte vruchten, waar ze geen van beiden aandacht aan schonken; Hirst dronk een Budweiser Light.
Achter hen bood een glazen wand uitzicht op een landschap van hoge flatgebouwen, dat als een Babylonische wirwar van reusachtige veelhoeken tot aan de horizon reikte; de nacht was helder, de lucht volmaakt transparant. Het had in Qatar of Dubai kunnen zijn; in werkelijkheid was de inrichting van de kamer geïnspireerd op een reclamefoto van hotel Emirates in Abu Dhabi, afkomstig uit een Duitse glossy publicatie.
Het voorhoofd van Jeff Koons blonk een beetje; Jed doezelde het met de kwast en zette drie stappen naar achteren. Er was met Koons echt een probleem. Hirst was eigenlijk vrij makkelijk te treffen: je kon hem hard en cynisch maken, zo van 'ik schijt op jullie neer vanaf mijn poen'; je kon ook een
rebelse kunstenaar
(maar wel met geld) van hem maken, gedreven door een
angstige obsessie met de dood,
en tot slot had zijn gezicht iets driftigs en grofs, typisch Engels, waardoor hij op een doorsnee Arsenalsupporter leek. Er waren kortom verschillende aspecten, die niettemin konden worden gecombineerd tot een coherent, toonbaar portret van een typische Britse kunstenaar van zijn generatie. Terwijl Koons iets dubbels leek te hebben, een soort onoplosbare tegenspraak tussen de doortraptheid van de handelsagent en de extase van de asceet. Daarom retoucheerde Jed al drie weken lang de gezichtsuitdrukking van Koons die overeind kwam uit zijn stoel, zijn armen uitgestoken in een enthousiast gebaar alsof hij Hirst probeerde te overtuigen; het was even moeilijk als het schilderen van een mormoonse pornograaf.
Er bestonden foto's van Koons alleen, met Roman Abramovitsj, met Madonna, met Barack Obama, met Bono, met Warren Buffett, met Bill Gates... Geen enkel beeld wist ook maar iets van zijn persoonlijkheid te vangen, verder te komen dan het masker van Chevrolet-cabrioverkoper waarmee hij zich aan de wereld had besloten te vertonen, het was om wanhopig van te worden, overigens werd Jed al veel langer wanhopig van fotografen, in het bijzonder van
grote fotografen,
met de arrogantie waarmee ze op hun beelden de
waarheid
van hun modellen pretendeerden te onthullen; ze onthulden helemaal niets, ze gingen gewoon voor je staan, zetten de motor van hun toestel aan en schoten kirrend honderden lukrake plaatjes, waarvan ze later de minst slechte uitkozen, zo gingen al die
grote fotografen
zonder uitzondering te werk, Jed kende er een paar persoonlijk en had niets dan minachting voor ze, hij vond ze stuk voor stuk ongeveer even creatief als een fotoautomaat.
.
In de keuken, een paar meter achter hem, liet de combiketel een paar droge klikjes horen. Hij schrok en verstijfde. Het was al 15 december.
.
Een jaar eerder, rond dezelfde datum, had zijn combiketel dezelfde reeks klikjes laten horen, waarna hij helemaal was stilgevallen. In een paar uur tijd was de temperatuur in het atelier gedaald tot 3°c. Het was hem gelukt nog wat te slapen, of eerder te dommelen, met lange onderbrekingen. Om zes uur 's ochtends had hij de laatste liters uit de boiler gebruikt voor een snelle wasbeurt, toen had hij een kop koffie gezet in afwachting van de technicus van De Installatiespecialist - ze hadden beloofd 's morgens vroeg meteen iemand te sturen.
Op zijn website nam De Installatiespecialist zich voor 'het loodgieten een plaats te geven in het derde millennium'; ze zouden om te beginnen hun afspraken eens kunnen nakomen, mopperde Jed tegen elven, terwijl hij rondjes door het atelier liep zonder warm te worden. Hij werkte op dat moment aan een schilderij van zijn vader, dat hij de titel
De architect Jean-Pierre Martin treedt terug als directeur van zijn bedrijf
zou meegeven; door de temperatuurdaling zou het drogen van de laatste laag onherroepelijk vertraging oplopen. Hij had er zoals elk jaar mee ingestemd op kerstavond bij zijn vader te komen eten, dat was over twee weken en hij hoopte het schilderij voor die tijd af te hebben; als er niet snel een loodgieter kwam, zou zijn plan in gevaar kunnen komen. Eerlijk gezegd maakte dat in absolute zin niets uit, het was niet zijn bedoeling zijn vader het schilderij cadeau te doen, hij wilde het hem alleen
laten zien;
waarom hechtte hij er dan opeens zo veel belang aan? Hij was duidelijk aan het eind van zijn Latijn, hij werkte te veel, was aan zes schilderijen tegelijk begonnen en deed al een paar maanden niets anders, het was niet gezond meer.
Om drie uur besloot hij De Installatiespecialist nogmaals te bellen; de lijn was voortdurend bezet. Iets na vijven werd er eindelijk opgenomen; de dame van de klantenservice voerde ter verontschuldiging aan dat er door het invallen van de vorst veel meer spoedgevallen waren dan normaal, maar zegde iemand toe voor de volgende ochtend, gegarandeerd. Jed hing weer op en reserveerde vervolgens een kamer in het Mercurehotel aan de Boulevard Auguste-Blanqui.
De hele volgende dag wachtte hij opnieuw op De Installatiespecialist, maar ook op De Installatiekoning, die hij in de tussentijd had weten te bereiken. De Installatiekoning beloofde de ambachtelijke waarden van de 'grote loodgieterstraditie' te respecteren, maar bleek al evenmin in staat om een afspraak na te komen.
.
Op het schilderij dat hij van hem gemaakt had hief Jeds vader, staand op een verhoging te midden van de groep van ongeveer vijftig medewerkers die het bedrijf in dienst had, met een wrange glimlach zijn glas. De afscheidsborrel vond plaats in de
open space
van zijn architectenbureau, een grote ruimte van dertig bij twintig meter met witte muren, verlicht door een glazen dak, waar kriskras door elkaar de digitale ontwerpunits en de schraagtafels met driedimensionale maquettes van de lopende projecten stonden. De aanwezigen waren voor het grootste deel jongelui die eruitzagen als
nerds-
de
3d
-ontwerpers. Onder de verhoging stonden drie architecten van een jaar of veertig om zijn vader heen. In een opstelling die ontleend was aan een minder bekend werk van Lorenzo Lotto vermeed ieder van hen de blik van de twee anderen, terwijl ze allemaal de blik van zijn vader probeerden te vangen; ieder van hen, zo begreep je meteen, hoopte hem op te volgen aan het hoofd van het bedrijf. Behalve het verlangen om zijn team nog één keer om zich heen te verenigen sprak uit de blik van zijn vader, die gericht was op een punt ergens vlak boven de hoofden van de aanwezigen, redelijk veel vertrouwen in de toekomst, maar vooral dodelijke bedroefdheid. Bedroefdheid omdat hij het bedrijf verliet dat hij had opgericht en waaraan hij het beste van zichzelf had gegeven, bedroefdheid vanwege het onvermijdelijke: de man die hier stond was duidelijk
op.
Halverwege de middag probeerde Jed vergeefs, een keer of tien, Plumbers-4-u te bereiken, die radio Skyrock gebruikten als wachtmuziek, terwijl De Installatiekoning met Rires et Chansons voor een wat luchthartiger toets had geopteerd.
Om vijf uur was hij weer bij het Mercure. De nacht viel over de Boulevard Auguste-Blanqui; op de ventweg hadden daklozen een vuur aangestoken.
.
De dagen daarna verstreken op ongeveer dezelfde manier, met het opbellen van loodgietersbedrijven, het bijna meteen doorgeschakeld worden naar een wachtmuziekje en het afwachten, terwijl de kou steeds ijziger werd, bij het schilderij dat niet wilde drogen.
Op 24 december deed zich 's ochtends een oplossing voor in de persoon van een Kroatische ambachtsman die vlakbij in de Avenue Stephen-Pichon woonde - Jed had het bordje toevallig gezien op de weg terug van het Mercure. Hij was beschikbaar, ja, meteen. Het was een kleine man met zwart haar, een bleke huid en harmonieuze, fijne trekken, getooid met een nogal
belle époque-
achtig snorretje; hij leek eigenlijk wel een beetje op Jed - afgezien van de snor.
Zodra hij de flat had betreden, onderwierp hij de combiketel aan een langdurig onderzoek, demonteerde het bedieningspaneel, volgde met zijn dunne vingers de ingewikkelde loop van de buizen. Hij had het over kleppen, en over sifons. Hij leek veel van het leven te weten, in het algemeen.
Na een onderzoek van een kwartier luidde zijn diagnose als volgt: hij kon het repareren, ja, hij was tot een soort van
reparatie
in staat, die zo'n vijftig euro zou kosten, hooguit. Maar eigenlijk zou het geen echte reparatie zijn, eerder een houtje-touwtjesoplossing, die het een paar maanden zou houden, in het beste geval een paar jaar, maar waarvoor hij op de lange termijn niet kon instaan; meer in het algemeen leek het hem niet raadzaam om ervan uit te gaan dat deze combiketel nog een erg lang leven beschoren was.
Jed zuchtte; het verbaasde hem niet, gaf hij toe. Hij herinnerde zich nog goed hoe hij op een dag, negen jaar geleden, had besloten dit flatje te kopen; hij zag de gedrongen, zelfgenoegzame makelaar nog het uitzonderlijke licht aanprijzen, zonder de noodzaak van bepaalde 'opfrissingen' te verhullen. Hij had toen bij zichzelf gezegd dat hij makelaar had moeten worden, of gynaecoloog.
De gedrongen makelaar, die tijdens de eerste minuten gewoon hartelijk deed, werd door een ware lyrische trance bevangen toen hij hoorde dat Jed kunstenaar was. Het was de eerste keer, riep hij uit, dat hij de kans had om een
kunstenaarsatelier
te verkopen aan een
kunstenaar!
Jed vreesde even dat hij zich solidair ging verklaren met de echte kunstenaars in hun strijd tegen de
bobo 's
en andere filisters van hetzelfde kaliber, die de prijzen opdreven en kunstenaarsateliers daarmee voor kunstenaars onbereikbaar maakten, en wat moet je ik kan toch niet tegen de marktwerking ingaan dat is niet mijn rol, maar gelukkig gebeurde er niets van dien aard, de gedrongen makelaar gaf hem alleen tien procent korting - die hij waarschijnlijk allang van plan was te geven na een piepkleine onderhandeling.
'Kunstenaarsatelier', het was maar hoe je het noemen wilde: een zolder met een glazen dak, een mooi dak weliswaar, en een paar obscure zijkamertjes, alles bij elkaar amper genoeg, zelfs voor iemand met beperkte hygiënische behoeften, zoals Jed. Maar het uitzicht was inderdaad schitterend: het reikte tot de Place des Alpes met daarachter de Boulevard Vincent-Auriol en de bovengrondse metro, en in de verte de vierkante forten die halverwege de jaren 1970 zijn gebouwd in volmaakt contrast met de rest van het Parijse esthetische landschap - verreweg liet mooiste wat Jed in de hoofdstad kende op architectonisch gebied.
.
De Kroaat verrichtte de reparatie en incasseerde de vijftig euro. Hij gaf Jed geen factuur, dat had deze trouwens ook niet verwacht. Nog maar net stond hij buiten of hij klopte weer aan, met kleine, droge tikjes. Jed opende de deur op een kier.
'En eh, meneer,' zei de man, 'vrolijk kerstfeest. Dat wilde ik nog zeggen: vrolijk kerstfeest.'
'O ja, dat is waar ook,' zei Jed, in verlegenheid gebracht. 'Vrolijk kerstfeest, u ook.'
Dat was het moment waarop hij zich bewust werd van het taxiprobleem. Zoals hij al verwachtte weigerde Taxissimo botweg hem naar Le Raincy te brengen, en Speedtax wilde hooguit tot het station gaan, desnoods tot het gemeentehuis, maar zeker niet tot in de buurt van de Cité des Cigales. 'Veiligheidsredenen, meneer...' mompelde de telefonist op lichtelijk verwijtende toon. 'Wij doen alleen volkomen veilige zones, meneer,' gaf de receptionist van Taxi Fernand Garcin op zijn beurt met rimpelloze zwaarwichtigheid te kennen. Hij begon zich langzaam schuldig te voelen dat hij zijn kerstavond wilde doorbrengen in zo'n ongepaste omgeving als de Cité des Cigales, en zoals elk jaar werd hij steeds bozer op zijn vader met zijn halsstarrige weigering om weg te gaan uit die villa met dat grote park eromheen, die door de bevolkingsmigratie geleidelijk aan was ingesloten in een steeds gevaarlijker buurt - een buurt, om precies te zijn, waar de gangs het sinds kort volledig voor het zeggen hadden.
Ze hadden de muur om het terrein moeten versterken, er schrikdraad en een directe videoverbinding met het politiebureau op moeten aanbrengen, dat alles om te garanderen dat zijn vader eenzaam kon blijven ronddolen door twaalf onverwarmbare vertrekken waar verder nooit iemand kwam behalve Jed, elk jaar op kerstavond. De buurtwinkels waren allang verdwenen, en het was onmogelijk om je lopend over straat te begeven - zelfs auto's werden bij de rode stoplichten regelmatig gemolesteerd. De gemeente Le Raincy had hem een huishoudelijke hulp toegewezen - een nurkse of zeg maar gewoon kwaadaardige Senegalese, Fatty geheten, die vanaf de eerste minuut een hekel aan hem had gehad, niet vaker dan één keer per maand zijn lakens wenste te verschonen en hem hoogstwaarschijnlijk bestal bij de boodschappen.
.
Hoe het ook zij, de temperatuur in de kamer ging langzaam omhoog. Jed maakte een foto van het schilderij waaraan hij werkte, zo zou hij in elk geval iets hebben om aan zijn vader te laten zien. Hij trok zijn broek en zijn trui uit, nam in lotushouding plaats op het smalle matras plat op de grond dat hij als bed gebruikte en sloeg een deken om zich heen. Geleidelijk vertraagde hij zijn ademhaling. Hij stelde zich golven voor die traag en loom kwamen aanrollen onder een grauwe schemering. Hij probeerde zijn geest naar een gebied van rust te leiden; zo goed hij kon bereidde hij zijn geest voor op die nieuwe kerstavond in gezelschap van zijn vader.
De mentale voorbereiding wierp haar vruchten af, de avond was een neutrale, haast gezellige tijdruimte; al heel lang was dat het enige waar hij op hoopte.