The Panic Room (17 page)

Read The Panic Room Online

Authors: James Ellison

BOOK: The Panic Room
5.03Mb size Format: txt, pdf, ePub

Sarah bleef naar het beeld staren, nu happend naar adem. Meg rende naar haar toe en ging naast haar zitten. Samen za-gen ze hoe de man met de dreadlocks de gewonde man terug de keuken in sleepte en opnieuw op hem schoot. De grote, zwarte man keek toe maar deed niets. Hij zag eruit alsof hij in shocktoestand verkeerde. Hij trok aan zijn oren en zijn mond hing open.

'Hier moet je niet naar kijken,' zei Meg. Ze nam Sarah in haar armen en draaide haar met haar rug naar de monitors toe. Meg wilde zelf ook niet kijken, maar op de een of andere manier kon ze haar blik niet losrukken.

Stephen Altman was niet meer in slaap gevallen. Hij had een halfuur wakker gelegen en de slechtst denkbare scenario's hadden zich in zijn hoofd afgespeeld. Uiteindelijk, ondanks Marei's tegenwerpingen, had hij zich aangekleed, zijn overjas aangetrokken en op Fifth Avenue een taxi aangehouden. Binnen vijf minuten was hij bij het huis. Toen hij de voordeur probeerde open te maken met de sleutel die Sarah hem had gegeven, dacht hij dat ze waarschijnlijk de sleutels door elkaar had gehaald en hem de verkeerde had gegeven. Dus liep hij achterom. Wat hij hoopte aan te treffen waren Meg en Sarah die in de keuken ijs zaten te eten of boven zaten te giechelen om het geluid dat ze hadden gehoord en omdat ze zo dom waren geweest om te denken dat het een indringer was. Hij zou binnenkomen en even met hen mee- lachen, dan Sarah in bed stoppen en weer naar huis gaan. Maar hij wist dat het een verkeerd beeld was, dat hij alleen maar graag wilde dat het zo zou zijn. Meg had drie mannen gezien. Dat had ze gezegd aan de telefoon voordat de verbinding verbroken werd. Hij probeerde de scène uit zijn hoofd te zetten die plaatsgevonden had toen hij het appartement verliet: Marei die tegen hem tekeerging en dreigde haar spullen te pakken en weg te gaan, die hem een lafaard en geen echte man noemde. Maar daar kon hij nu niet aan denken. Dat was iets voor later; nu moest hij het huis binnen zien te komen.

Hij haalde diep adem en kwam de keuken binnen, net op tijd om te zien hoe een magere man met dreadlocks en een grote, zwarte man tegen elkaar stonden te schreeuwen. In eerste in-stantie waren ze zich niet eens van zijn aanwezigheid bewust. Toen zag hij de dode man. 'Jezusmina,' mompelde hij bij zichzelf terwijl hij onwillekeurig een stap achteruit deed. Zijn hart klopte in zijn keel en zijn mond werd droog. Drie mannen, precies zoals ze had gezegd... Een van hen dood of stervende... Natuurlijk had Meg de waarheid gesproken. Hoe had hij ook maar kunnen denken dat alles in orde was en dat ze veilig waren? Waarom had hij zich ook maar een seconde door Marei van de wijs laten brengen? Ze geeft geen moer om mijn dochter, dacht hij.

Voordat hij ook maar wist hoe hij moest reageren, besprong Raoul hem als een kat. Hij stompte hem in het gezicht, zodat zijn bril van zijn neus vloog en hij op de vloer ineen zeeg. Op dat moment begon Burnham, die zijn kans om te ontsnappen schoon zag, steels in de richting van de nog geopende keu-kendeur te lopen. Maar Raoul hield hem constant in de gaten; hij richtte zijn pistool op hem. 'Vergeet het maar, Burnham,' zei hij. 'Denk maar niet datje hier zonder mij kunt weggaan, man.' Hij gebaarde naar de deur met zijn pistool. 'Doe de deur dicht, draai hem op slot en ga ergens anders staan.' 'Je hebt mij niet nodig,' zei Burnham. 'Als je de kamer in kunt komen, is al het geld van jou. Alles.' 'Vergeet het maar,' zei Raoul. 'Jij bent de expert met het gereedschap. Jij blijft hier en je maakt af waar je aan begonnen bent.'

Stephen lag op de vloer naar de twee mannen te kijken. De man met het pistool had gesproken en de zwarte man was niet in de positie om tegenwerpingen te maken. Dat was waardevolle informatie. De mannen mochten dan handlangers zijn, maar ze waren ook vijanden. Misschien was er wel een manier om dat feit te gebruiken, om de wig die er tussen hen was te gebruiken om hen verder uit elkaar te drijven. 'Waar zijn mijn vrouw en dochter?' zei Stephen. 'Wat heb- ben jullie met hen gedaan? Als jullie geld willen, dan kan ik jullie geld geven. Zeg maar hoeveel. Ik wil alleen mijn vrouw en dochter terug.'

Raoul liep naar hem toe en bleef vlak bij hem staan. 'Hou je bek, brillenjood. Met jou reken ik straks nog wel af.' Hij schopte Stephen hard in zijn zij, waarop deze zich automa-tisch oprolde tot een bal. 'Wil je nog meer? Blijf vooral praten, dan krijg je nog meer.'

Meg keek vol afschuw naar de monitor. Toen Raoul Stephen een stomp gaf en zijn bril van zijn neus sloeg en Stephen ver-volgens op de vloer in elkaar zakte, begon ze onwillekeurig te jammeren: 'O, mijn god, nee! Doe hem geen pijn! Doe hem alsjeblieft geen pijn!' Haar kreet maakte dat Sarah probeerde zich los te maken uit haar armen om te zien wat er op het scherm gebeurde. Hoewel Meg in shocktoestand verkeerde, hield ze haar stevig vast en Sarah was inmiddels te zwak om zich uit haar greep te bevrijden. Stephen was toch gekomen, hij was beneden, het monster met de dreadlocks had hem tegen de vloer geslagen. De man die haar en Sarahs leven had verwoest lag kronkelend van de pijn op de vloer, en ze was niet langer in staat om haat of afkeer te voelen, alleen maar overweldigende angst en verdriet omdat hij gewond was en zij hem niet kon helpen. Hij was gekomen. Hij was hier om hen te redden. Tranen stroomden over haar wangen terwijl ze toekeek hoe de vreselijke man met de dreadlocks hem keer op keer schopte.

Haar moedergevoel gaf haar de kracht om haar wriemelende kind tegen te houden. 'Mam, ik wil kijken. Wat gebeurt er?' Uiteindelijk kon Meg het niet langer verdragen om naar het geweld te kijken. Het vervulde haar van woede en machte-loosheid en ze moest zichzelf en Sarah bij de monitors weg-halen. Plotseling besefte ze iets over zichzelf wat ze nooit vermoed zou hebben: ze was in staat tot moord. Als ze een pistool en de gelegenheid zou hebben, zou ze de man met de dreadlocks vermoorden.

Terwijl hij hulpeloos toekeek hoe Raoul de man in elkaar sloeg, telde Burnham meer jaren op bij zijn eigen gevange-nisstraf. Levenslang plus honderd jaar klonk wel realistisch. Inbraak, ontvoering, moord. Ja, moord. Hoe kon hij ooit be-wijzen dat hij niets te maken had met Juniors dood? Het was Raouls woord tegen het zijne. Het woord van een zwarte tegen dat van een blanke. En zelfs al keken die vrouw en haar kind toe, en begrepen ze wat ze zagen, waarom zouden ze hem in vredesnaam willen verdedigen? Voor hen was hij slechts een van de drie mannen die hadden ingebroken in hun huis en van plan waren om hun leven te verwoesten. Maar hij hield op met aan zichzelf te denken toen een volgend schrikbeeld door zijn hoofd speelde. Deze man was de vader van het meisje en zij zat daarboven in de panic room toe te kijken hoe hij tot moes werd geslagen. 'Kom op, Raoul,' zei hij in een poging om kalm en redelijk te klinken, 'het is genoeg geweest. Het heeft geen zin om die man te martelen. Daar krijgen we het geld niet mee te pakken.'

Raoul, die over Stephen heen gebogen stond, draaide zich om en staarde Burnham aan. Langzaam kwam hij overeind en hij liep naar de zwarte man tóe, met zijn pistool voor zich uit. 'Had je me iets te vertellen?'

'Laat hem met rust, man. Wat levert het ons op als je hem doodslaat?'

'Probeer je me soms een bevel te geven, ouwe?' 'Ik wil alleen maar zeggen...'

Raoul drukte de loop van het pistool hard tegen Burnhams oogkas. Het pistool was nog warm van de schoten die hij had afgevuurd op Junior. Burnham rook olie, metaal en bran- dend vlees, hoewel hij besefte dat hij zich het laatste mis-schien wel verbeeldde.

'Wie is hier nu de baas?' zei Raoul. 'Junior dacht dat hij de baas was. Hij had het mis. Hij is nu een lijk. Ik weet dat jij denkt dat ik maar een boerenkinkel ben, een klootzak, een prutser. Of niet soms?' 'Nee, dat denk ik helemaal niet.'

'O, nou en of je dat denkt, patser. Maar je hebt het mis. Weet je wie hier de boerenkinkel is? Weetje wie hier de klootzak en de prutser is?'

Burnham voelde de druk van het pistool tegen zijn hoofd. 'Ik. Dat ben ik.'

'Wat ben je? Zeg het.' Hij duwde nog harder met het pistool. 'Zeg het, Burnham.'

'Ik ben de boerenkinkel, de prutser, de klootzak.'

Een brede glimlach verscheen op Raouls magere gezicht. 'Ik

ben blij dat we elkaar begrijpen.'

'Hé, man, dat pistool brandt me. Het brandt in mijn huid.' 'Ik heb het pistool. De man met het pistool is de baas.' 'Ja. Dat begrijp ik.'

'Nou, zorg dat je het niet vergeet. Als je me nog een keer dwarszit, zal ik niet meer zoveel begrip hebben.' 'Ik zal het niet vergeten.'

Na nog een laatste por in Burnhams pijnlijke en bloeddoorlo-pen oog haalde Raoul het pistool bij zijn gezicht vandaan en richtte het op de indringer. Hij lag opgerold op zijn zij te kreunen.

'Probeer erachter te komen wie hij is.' Burnham doorzocht de zakken van de man op zoek naar zijn portefeuille. Toen hij hem eindelijk had gevonden, keek hij er vluchtig in en haalde het rijbewijs eruit. Hij kneep zijn ogen samen en hield de kaart op een armlengte afstand. Hij had een leesbril nodig, maar weigerde er een te dragen. 'Stephen Altman,' las hij voor.

Burnham wierp een blik op een van de dozen op de keuken-vloer die stonden te wachten om te worden uitgepakt. De woorden KEUKEN FAMILIE ALTMAN waren met zwarte stift op de bovenkant en zijkant van de doos geschreven. 'Het ziet ernaar uit dat papa thuis is gekomen om de held uit te hangen,' zei Burnham tegen Raoul. 'Dat moet het telefoontje zijn geweest dat ze gepleegd heeft voordat we de lijnen doorsneden.'

Raoul ging op één knie zitten met zijn neus een paar centime-ter verwijderd van die van Stephen. 'Oké, vriend, wij gaan eventjes babbelen.' Stephen tilde zijn hoofd even van de vloer, net lang genoeg om zwakjes te knikken. 'Wat wil je?' vroeg hij op nauwelijks verstaanbare toon. 'Ik geef je alles watje maar wilt.' 'Heeft je vrouw je gebeld?' vroeg Raoul. Stephen slaagde erin om te mompelen: 'Ja... Verbinding werd verbroken... Ik...' 'Praat eens wat harder,' beval Raoul.

'... noodgeval. Ze zei... noodgeval.' Stephen kneep zijn ogen stijf dicht en kreunde.

Raoul keek naar Stephen en schudde hem aan zijn schouders door elkaar. 'Waar woon je?' 'Hier in Manhattan.'

'Waar? Park Avenue? Ik wed datje op Park Avenue woont.'

'Fifth Avenue. Aan de andere kant van het park.'

'Ik had het kunnen weten. Je bent rijk, hè? Weer zo'n rijke

jood.'

'Ik kan je geven watje wilt,' antwoordde Stephen. 'Vertel me maar watje wilt.'

'Heeft ze nog iemand anders gebeld nadat ze jou gebeldheeft?' Stephen schudde van nee.

Raoul tilde hem aan zijn haar op en sloeg zijn hoofd tegen de vloer. 'Heb je de politie gebeld, eikel?'

Dit keer verzamelde Stephen de kracht om overtuigender met zijn hoofd te schudden.

'Volgens mij spreekt hij de waarheid,' zei Burnham. Raoul draaide zich met een ruk om en richtte het pistool op Burnham. 'Heb ik om je mening gevraagd?' 'Nee.'

'Hou dan verdomme je bek.' Hij was even stil en staarde naar Stephen, die bij elke ademtocht bleef kreunen. Hij knikte te-vreden. 'Ja, hij vertelt de waarheid. Als ik dit doe - als ik met een pistool in iemand gezicht zwaai - dan liegen ze niet tegen me. Dat pistool werkt beter dan een waarheidsserum.' Burnham zei niets en dat ergerde Raoul. Hij richtte het pistool weer op hem. 'Vind je ook niet?' 'Ja, dat vind ik ook.'

Raoul vestigde zijn halfdichte ogen op hem en keek hem be-dachtzaam aan. 'Het wordt tijd dat je eens iets doet voor je geld.'

'Wat wil je?'

'Wat denk je verdomme zelf? Zorg dat we die kamer binnen-komen.'

'Dat kan ik niet,' zei Burnham.

'Natuurlijk kun je dat wel, ouwe. Je zit vol met ideeën. Je moet er gewoon even eentje opgraven. Eén miezerig ideetje.' 'Ik zegje toch dat ik het niet kan. Die kamer is volkomen wa-terdicht. Geen mens kan erin.' 'Maar jij bent niet zomaar iemand, of wel?' 'Nou...'

'Dat dacht ik ook niet. Je bedenkt wel iets, patser.' Zijn blik boorde zich in die van Burnham. 'Of niet soms...?' Burnham zuchtte. 'Het kan gewoon niet.' 'Je hebt drie tellen. Anders eindig je net als hij.' Hij knikte in de richting van Juniors lichaam. 'Wil je net zo eindigen als hij?' 'Nee.' 'Oké, ik ben blij dat te horen.' Raoul klikte de veiligheidspal los. 'Eén. Ik begin die trekker over te halen, ouwe.' Burnham probeerde te zien of hij blufte. 'Dit is belachelijk... Ik zeg toch dat we daar met geen mogelijkheid in komen, tenzij ze ons binnenlaat...'

Maar Raoul blufte niet. 'Twee. Ik druk nu wat harder.' Burnham staarde als gehypnotiseerd naar het pistool. 'Ik weet niet wat ik je nog moet vertellen...' 'Drie. Daar gaat ie dan...' 'Oké! Oké! Oké!'

Raoul liet langzaam het pistool zakken. 'Slimme keus,' zei hij. 'Heb je een idee?'

'Ja,' zei Burnham. 'Ik weet watje kunt doen.'

Meg en Sarah zaten in de panic room; Sarah zat nog steeds gevangen in Megs omhelzing. Meg kon het scherm zien, maar Sarahs hoofd was begraven in haar schoot. Ze was zo zwak dat ze om de paar minuten insoesde. Meg keek vol afschuw toe, niet in staat om haar blik van het scherm af te wenden. In elk geval was de vreselijke man met de dreadlocks opgehouden met Stephen te schoppen en te slaan. Heel even dacht ze dat hij die ander ging vermoorden, die zwarte man. Hij hield een pistool tegen zijn hoofd, maar liet het toen weer zakken. Ze wist niet of ze opgelucht was dat hij de zwarte man niet vermoord had. Als hij hem vermoordde., was er weer een man minder met wie ze rekening moest houden. Maar ze zag aan zijn gedrag dat de zwarte man niet de gevaarlijkste was. Kon hij nu maar die gozer met de dreadlocks het pistool afhandig maken en hem vermoorden. Ze besefte dat ze in een paar miezerige uurtjes, na een leven van geweldloosheid, geobsedeerd was geraakt door moord.

Ze keek toe hoe de drie mannen de keuken verlieten. De zwarte man moest Stephen zowat dragen, omdat hij te zwak

was om op zijn benen te staan. Ze volgde hen op de monitors terwijl ze door de hal liepen, twee trappen op gingen en de grote slaapkamer binnen kwamen. Ze staarde zonder met haar ogen te knipperen uit angst dat ze iets zou missen. Plot-seling verscheen Stephens gezicht op de monitor van de slaapkamer. Het was inderdaad zijn gezicht; zijn vriendelijke en toch ernstige gezichtsuitdrukking was onmiskenbaar. Maar Meg was in de war. Waarom glimlachte hij in vredesnaam? Waar zou hij nou om moeten lachen? Ook leek zijn gezicht te gewoontjes, te onberoerd door het geweld dat hem zojuist in de keuken was aangedaan. Haar verwarring maakte dat ze haar strakke greep op Sarah liet verslappen. Toen ze eenmaal bevrijd was, draaide Sarah, die maar half wakker was, zich langzaam om om te zien wat er gebeurde en riep geschokt uit: 'Papa!'

Other books

Country Wives by Rebecca Shaw
Bugs by Sladek, John
Flirting with Disaster by Sherryl Woods
False God of Rome by Robert Fabbri
March Battalion by Sven Hassel
Hollow Sea by James Hanley
Greeley's Spyce by Aliyah Burke
No Other Love by Speer, Flora