Read De Kaart En Het Gebied Online

Authors: Michel Houellebecq

De Kaart En Het Gebied (11 page)

BOOK: De Kaart En Het Gebied
7.35Mb size Format: txt, pdf, ePub
ads

We kregen elkaar lief zoals we scheiden

Niet denkend aan wat morgen voor ons staat

Aan wat ineens niet meer valt te vermijden

Het afscheid dat soms wat te gladjes gaat.

In het café op de hoek van de Rue Vavin bestelde hij een bourbon, maar merkte direct hoe dom dat was. Na de troost van het brandende gevoel ging er opnieuw een golf van verdriet door hem heen, de tranen stroomden over zijn wangen. Hij keek ongerust om zich heen, maar gelukkig schonk niemand aandacht aan hem, aan alle tafeltjes zaten rechtenstudenten te praten over party's en 'junior vennoten', kortom het soort dingen waar rechtenstudenten zich voor interesseren, hij kon op zijn gemak huilen.

Toen hij weer buiten stond vergiste hij zich in de richting, dwaalde een paar minuten rond in een toestand van wezenloos halfbewustzijn en merkte toen dat hij voor Sennelier Frères stond, in de Rue de la Grande-Chaumière. In de etalage van de winkel lagen penselen, bespannen spieramen in gangbare formaten, pastels en gekleurde tubes. Hij ging naar binnen en kocht zonder nadenken een basisset 'olieverfschilderen'. De langwerpige beukenhouten doos was vanbinnen in vakjes verdeeld, hij bevatte twaalf tubes extra fijne Sennelier-olieverf, een assortiment penselen en een flesje verdunner.

Onder die omstandigheden voltrok zich in zijn leven de 'terugkeer naar de schilderkunst' die zo veelvuldig zou worden becommentarieerd.

11

In het vervolg zou Jed het merk Sennelier niet trouw blijven, en voor de doeken uit zijn rijpe periode heeft hij vrijwel uitsluitend Mussini-olieverf van Schmincke gebruikt. Er zijn uitzonderingen, en bepaalde groenen, met name de vermiljoentinten die zo'n magische glans geven aan de naar zee aflopende Ca-lifornische pijnbossen van
Bill Gates en Steve Jobs bespreken de toekomst van de informatica,
zijn ontleend aan het Rembrandt-assortiment van de firma Royal Talens. En voor de witten zou hij bijna altijd de olieverven van Old Holland gebruiken, die hij waardeerde om hun hoge dekkingsgraad.

.

Jed Martins eerste schilderijen, hebben de kunsthistorici later benadrukt, kunnen licht verkeerd begrepen worden. Door zijn eerste twee doeken,
Ferdinand Desroches, paardenslager
en
Claude Vorilhon, bar-tabac-houder,
te wijden aan achterop rakende beroepen, zou Martin een nostalgicus kunnen lijken, de indruk kunnen wekken dat hij terugverlangde naar een lang vervlogen, al dan niet fictief Frankrijk. Niets, en dat is de conclusie die uiteindelijk uit alle studies naar voren is gekomen, stond verder van zijn werkelijke preoccupaties af; en het feit dat Martin zich allereerst over twee bedreigde beroepen boog, betekende geenszins dat hij een klaagzang over hun waarschijnlijk ophanden zijnde verdwijning wilde losmaken; de reden was veel eenvoudiger, namelijk dat ze inderdaad binnenkort zouden verdwijnen, en dat ze op doek moesten worden vastgelegd nu het nog kon. Maar al met zijn derde schilderij in de beroepen-reeks,
Maya Dubois, remote administrator
, zou hij zich richten op een bezigheid die allerminst bedreigd of
ouderwets
was, maar juist typerend voor de
just- in - time-
politiek waar de hele economische herstructurering van West-Europa rond de tweede millenniumwisseling op was gebaseerd.

In de eerste monografie die hij aan Martin wijdt, ontwikkelt Wong Fu Xin een curieuze analogie op basis van de kleurenleer. De kleur van de dingen in de wereld kan worden weergegeven met behulp van een bepaald aantal primaire kleuren; het kleinste benodigde aantal voor een min of meer realistische weergave is drie. Maar het is heel goed mogelijk om een kleurenpalet te maken op basis van vier, vijf, zes of zelfs meer primaire kleuren; het weergavespectrum zal er alleen maar breder en subtieler op worden.

Op dezelfde manier, beweert de Chinese essayist, kunnen de productievoorwaarden van een gegeven samenleving worden gereconstrueerd aan de hand van een bepaald aantal emblematische beroepen, dat volgens hem (hij geeft het cijfer zonder enige onderbouwing) tussen de tien en de twintig kan liggen. In het kwantitatief belangrijkste deel van de beroepenreeks, dat onder kunsthistorici de 'reeks elementaire beroepen' is gaan heten, geeft Jed Martin niet minder dan tweeënveertig emblematische beroepen weer, waarmee hij een bijzonder breed en rijk analysespectrum biedt voor de studie van de productie-voorwaarden in de samenleving van zijn tijd. De tweeëntwintig volgende schilderijen, die om confrontaties en ontmoetingen draaien en traditioneel de 'reeks bedrijfscomposities' worden genoemd, zouden dan een relationeel en dialectisch beeld willen geven van de wijze waarop de economie als geheel functioneert.

.

Het maken van de schilderijen uit de 'reeks elementaire beroepen' kostte Jed Martin iets meer dan zeven jaar. In die jaren zag hij niet veel mensen en knoopte hij geen enkele nieuwe relatie aan, geen amoureuze en geen zuiver vriendschappelijke. Hij kende momenten van zinnelijk geluk: een orgie van Italiaanse pasta na een razzia in de Casino-supermarkt van de Boulevard Vïncent-Auriol; een paar avondjes met een Libanese escortgirl wier seksuele prestaties ruimschoots de lyrische beoordelingen op de site
Niamodel.com
rechtvaardigden. 'Layla ik hou van je, je bent het zonnetje van mijn dagen op kantoor, mijn kleine oosterse ster,' schreven de ongelukkige vijftigers, terwijl Layla zelf droomde van gespierde, viriele, straatarme maar sterke mannen, en zo is het leven, globaal gezien, zoals het zich voordoet. Jed, die gemakkelijk te identificeren viel als 'een wat vreemde, maar aardige, totaal ongevaarlijke jongen', genoot bij Layla het soort
exterritorialiteit
dat de
meisjes
kunstenaars sinds mensenheugenis verlenen. Misschien vinden we wel iets terug van Layla, maar vooral van Geneviève, zijn voormalige Malagas-sische vriendin, in een van zijn ontroerendste werken,
Aimée, escortgirl
, behandeld in een uitzonderlijk warm palet op basis van omber, indisch oranje en napelsgeel. Volledig haaks op de voorstelling a la Toulouse-Lautrec van een zwaar opgemaakte, bleekzuchtige, ziekelijke prostituee, schildert Jed Martin een stralende jonge vrouw, tegelijk sensueel en intelligent, in een modern appartement dat baadt in het licht. Met haar rug naar het raam, dat uitkijkt over een parkje dat men als het Batignol-les-plantsoen heeft weten te identificeren, eenvoudig gekleed in een nauwsluitend wit minirokje, heeft Aimée net een minuscuul oranjegeel topje aangetrokken, dat haar prachtige boezem maar zeer ten dele bedekt.

Martins enige erotische werk is ook het eerste waarin men openlijk autobiografische echo's heeft kunnen aantonen. Het tweede,
De architect Jean-Pierre Martin treedt terug als directeur van zijn bedrijf,
werd twee jaar later geschilderd en luidde een periode van ware creatieve bezetenheid in, die anderhalf jaar zou duren en zou eindigen met
Bill Gates en Steve Jobs bespreken de toekomst van de informatica,
met als ondertitel 'Het Palo Alto-gesprek', dat door velen als zijn meesterwerk wordt beschouwd. Het is verbijsterend om te bedenken dat de tweeëntwintig schilderijen van de 'reeks bedrijfscomposities', vaak complex en in groot formaat, tot stand zijn gekomen binnen een tijdspanne van minder dan achttien maanden. Het is ook opmerkelijk dat Jed Martin uiteindelijk is vastgelopen op een doek,
Damien Hirst en Je ff Koons verdelen onderling de kunstmarkt,
dat in veel opzichten de pendant van de Jobs-Gates-compositie had kunnen vormen. Wong Fu Xin analyseert dat echec als de reden van Martins terugkeer, een jaar later, naar de 'reeks elementaire beroepen', in de vorm van zijn vijfenzestigste en laatste schilderij. De Chinese essayist overtuigt hier door de helderheid van zijn stelling: aangezien Jed Martin een uitputtende visie op de productiesector van de samenleving van zijn tijd wilde geven, moest hij op een zeker moment van zijn loopbaan toch ook een kunstenaar afbeelden.

Tweede deel
1

Op 25 december werd Jed 's ochtends met een schok wakker; het begon net licht te worden boven de Place des Alpes. Hij vond een dweil in de keuken, verwijderde zijn braaksel en nam toen de kleverige resten van
Damien Hirst en Jeff Koons verdelen onderling de kunstmarkt
in ogenschouw. Franz had gelijk, het werd tijd om een tentoonstelling te organiseren, hij draaide al een paar maanden in kringetjes rond, zijn humeur begon eronder te lijden. Je kunt jarenlang in je eentje werken, om eerlijk te zijn bestaat er niet eens een andere manier van werken; maar altijd komt er een moment waarop je de behoefte voelt om je werk aan de wereld te laten zien, niet zozeer om daarvan het oordeel te horen als wel om voor jezelf het bewijs te leveren dat dat werk bestaat, en ook dat jijzelf bestaat, binnen een sociale soort is individualiteit niet veel meer dan een korte fictie.

Terugdenkend aan de aansporingen van Franz schreef hij een herinneringsmail aan Houellebecq, daarna zette hij een kop koffie. Toen hij zijn mail een paar minuten later herlas, walgde hij van zichzelf. 'Tijdens deze feestdagen, die u naar ik aanneem met uw gezin doorbrengt...' Wat bezielde hem om dat soort onzin op te schrijven? Iedereen wist dat Houellebecq een eenzame ziel met sterke misantrope neigingen was, zelfs tegen zijn hond praatte hij amper. 'Ik weet dat u veelgevraagd bent, en ik bied u dus mijn welgemeende excuses aan voor het feit dat ik zo vrij ben om nogmaals te benadrukken hoe waardevol uw bijdrage naar mijn mening en die van mijn galeriehouder zou zijn voor de catalogus van mijn toekomstige expositie.'Ja, dat
was beter, een gezonde dosis pluimstrijkerij kan nooit kwaad. 'Ik voeg een paar foto's van mijn recentste schilderijen bij, en ben ten zeerste bereid om een uitgebreidere presentatie van mijn werk te geven, waar en wanneer u maar wilt. Ik meen te weten dat u in Ierland woont; ik kan daar probleemloos naartoe komen als dat u beter schikt.' Goed, zo kan het wel, dacht hij, en hij klikte op Verzenden.

.

Het voorplein van het winkelcentrum Olympiades was die ochtend in december uitgestorven, en de hoge, rechthoekige flats leken op dode gletsjers. Terwijl hij in de koude schaduw stapte die de Omegatoren voor zich uit wierp, dacht Jed ineens aan Frédéric Beigbeder. Beigbeder was een kennis van Houellebecq, in elk geval had hij die reputatie; misschien zou hij kunnen bemiddelen. Maar hij had alleen een oud mobiel nummer van hem, en hoe dan ook zou Beigbeder op eerste kerstdag vast niet opnemen.

Maar hij nam wel op. 'Ik ben met mijn dochter,' zei hij vertoornd. 'Maar ik breng haar zo terug naar haar moeder,' voegde hij eraan toe om het verwijt af te zwakken.

'Ik wil u om een gunst vragen.'

'Ha ha ha!' schaterde Beigbeder geforceerd vrolijk. 'U bent me een leukerd, weet u dat? Tien jaar lang laat u niks van u horen. En dan belt u me op eerste kerstdag en vraagt me om een gunst. U bent waarschijnlijk een genie. Alleen een genie kan zo egocentrisch zijn, op het autistische af... Goed, laten we om zeven uur afspreken in café Flore,' besloot de auteur van
Een Franse roman
onverwacht.

.

Jed kwam vijf minuten te laat en zag de schrijver direct zitten aan een tafeltje achterin. Om hem heen waren de buurtafeltjes onbezet, ze vormden een soort veiligheidszone met een straal van twee meter. Bezoekers uit de provincie die het café betraden, en zelfs sommige toeristen, stootten elkaar aan en wezen verrukt naar hem. Soms drong een bekende de zone binnen, begroette hem met een kus en glipte weer weg. Het café liep daardoor ontegenzeggelijk wat inkomsten mis (zoals de illustere Philippe Sollers bij zijn leven naar het schijnt een vast tafeltje had in de Closerie des Lilas, waaraan niemand anders mocht gaan zitten, of hij nu wel of niet besloot te komen lunchen). Maar dat geringe verlies aan inkomsten werd ruimschoots gecompenseerd door de toeristische attractie die de regelmatige, aantoonbare aanwezigheid van de auteur van 14,99 € voor het café vormde - een aanwezigheid die bovendien volledig in lijn lag met de aloude roeping van het etablissement. Door zijn dappere stellingname voor de legalisering van drugs en de invoering van een officieel statuut voor prostitués van beiderlei kunne, en zijn wat clichématiger stellingname ten aanzien van het illegalenvraagstuk en de leefomstandigheden van gevangenen, was Frédéric Beigbeder geleidelijk aan een soort Sartre van de jaren 2010 geworden, tot verbazing van iedereen en ook een beetje van hemzelf, want door zijn gegoede komaf was hij eerder voorbestemd tot de rol van schrijvers als Jean-Edern Hallier of Gonzague Saint-Bris. Als kritisch lid van de Nieuwe Antikapitalistische Partij van Olivier Besancenot, waarvan hij in een recent interview met
Der Spiegel
de latente antisemitische uitwassen had gehekeld, had hij de half-burgerlijke, half-aris-tocratische oorsprong van zijn familie en zelfs de aanwezigheid van zijn broer binnen de top van de Franse werkgeversorganisaties kunnen doen vergeten. Ook Sartres familie was trouwens verre van behoeftig.

.

Gezeten achter een pastis met amandelmelk staarde de auteur met een weemoedige blik naar een bijna leeg metalen pillendoosje dat nog net een vaag restantje cocaïne bevatte. Toen hij Jed zag, wenkte hij hem naar zijn tafeltje. Een ober kwam aanschieten om de bestelling op te nemen.

'Eh, geen idee. Drinkbouillon, Viandox? Bestaat dat nog?'

'Viandox...' herhaalde Beigbeder peinzend. 'U bent echt een rare snuiter.'

'Ik was verbaasd dat u nog wist wie ik was.'

'O ja...' antwoordde de schrijver op merkwaardig droevige toon. 'O ja, ik weet nog wie u bent...'

Jed zette zijn probleem uiteen. Hij merkte dat Beigbeder bij de naam Houellebecq licht verkrampte. 'Ik vraag u niet om zijn telefoonnummer,' voegde Jed er heel snel aan toe, 'ik vraag u alleen of u hem niet zou kunnen bellen om over mijn verzoek te praten.'

De ober bracht de Viandox. Beigbeder zweeg, dacht na.

'Oké,' zei hij ten slotte. 'Oké, ik zal hem bellen. Je weet met hem nooit hoe hij zal reageren; maar in dit geval kan hij er zelf ook baat bij hebben.'

'Denkt u dat hij ja zal zeggen?'

'Geen flauw idee.'

'Is er iets waarmee ik hem over de streep kan helpen, denkt u?'

'Nou... Het zal u misschien verbazen, want hij heeft absoluut niet de reputatie: geld. In principe heeft hij schijt aan geld, hij teert op minder dan niks; maar door zijn scheiding heeft hij geen rooie cent meer. Bovendien had hij in Spanje een paar appartementen aan zee gekocht, die nu zonder schadevergoeding worden onteigend op grond van een met terugwerkende kracht ingevoerde kustbeschermingswet - totaal krankjorum. Volgens mij zit hij op dit moment eigenlijk een beetje omhoog - ongelofelijk hè, na de bakken geld die hij heeft verdiend. Voila: als u hem een flinke som biedt, denk ik dat u een kans hebt.'

Hij zweeg, sloeg zijn cocktail in één teug achterover, bestelde er nog een en keek Jed met een mengeling van afkeuring en weemoed aan. 'Weet u,' zei hij ten slotte. 'Olga. Ze hield van u.'

Jed zakte een beetje ineen op zijn stoel. 'Ik bedoel,' ging Beigbeder verder, 'ze hield écht van u.' Hij zweeg, keek hem aan en schudde ongelovig zijn hoofd. 'En u hebt haar terug laten gaan naar Rusland... En u hebt nooit iets van u laten horen... Liefde... Liefde is
zeldzaam. Wist
u dat niet? Hebben ze u dat nooit verteld?'

'Ik begin hierover, terwijl het me natuurlijk absoluut niet aangaat,' ging hij verder, 'omdat ze binnenkort weer naar Frankrijk komt. Ik heb nog een paar vrienden bij de televisie over, ik weet dat Michelin op
TNT
een nieuwe zender gaat opzetten, MichelinTV, gefocust op gastronomie, streekproducten, erfgoed, de Franse landschappen en zo. Olga krijgt de leiding. Nou ja, op papier wordt Jean-Pierre Pernaut algemeen directeur; maar in de praktijk zal zij volledige zeggenschap over de programma's hebben. Zo...' besloot hij op een toon die duidelijk aangaf dat het onderhoud ten einde was, 'u kwam me een kleine gunst vragen, en ik heb u een grote bewezen.'

Hij wierp Jed een bijtende blik toe toen deze opstond om weg te gaan. 'Of u moet uw tentoonstelling belangrijker vinden...' Hij schudde opnieuw zijn hoofd en voegde er brommend, haast onhoorbaar aan toe, vol afkeer: 'Eikels van een kunstenaars...'

2

Het Sushi Warehouse van Charles de Gaulle 2E bood een uitzonderlijk gevarieerde keus aan Noorse mineraalwaters. Jed koos voor Husqvarna, meer een water uit Midden-Noorwegen, dat discreet bruiste. Het was extreem zuiver - hoewel in feite niet zuiverder dan de andere soorten. Al die mineraalwaters onderscheidden zich alleen van elkaar door een net iets andere manier van bruisen en een net iets ander mondgevoel; in geen ervan viel ook maar het geringste spoortje zout of ijzer te bekennen; het punt van overeenkomst tussen de Noorse mineraalwaters leek hun gematigde karakter te zijn. Subtiele hedonisten, die Noren, dacht Jed, terwijl hij zijn Husqvarna afrekende; het was aangenaam, dacht hij ook nog, dat er zo veel verschillende vormen van zuiverheid konden bestaan.

.

Het wolkendek verscheen heel snel, en daarmee ook het niets waardoor een luchtreis boven het wolkendek wordt gekenmerkt. Halverwege de reis zag hij kort het gigantische, gerimpelde oppervlak van de zee, als de huid van een terminale bejaarde.

Het vliegveld van Shannon, daarentegen, bracht Jed in bekoring met zijn rechthoekige, duidelijke vormen, zijn hoge plafonds en zijn opmerkelijk ruime gangen - het draaide op halve kracht, deed alleen nog dienst voor budgetmaatschappijen en Amerikaanse troepentransporten, maar was zichtbaar ontworpen voor vijf keer zo veel verkeer. Met zijn structuur van metalen pilaren en zijn laagpolige tapijt dateerde het waarschijnlijk uit de jaren 1960, of zelfs het einde van de jaren 1950. Beter nog dan het Parijse Orly riep het die periode van technologisch enthousiasme voor de geest, waarvan het luchttransport een van de meest vernieuwende en prestigieuze voortbrengsels was. Sinds het begin van de jaren 1970, met de eerste Palestijnse aanslagen - die later plaats hadden gemaakt voor de veel spectaculairdere en professionelere aanslagen van Al Qaida -, was vliegen een infantiliserende, concentratiekampachtige ervaring geworden, die je zo snel mogelijk achter de rug wilde hebben. Maar in die tijd, bedacht Jed, terwijl hij in de gigantische aankomsthal op zijn koffer wachtte - ook de vierkante, massieve metalen wagentjes waren waarschijnlijk
authentiek -
in die opmerkelijke tijd van naoorlogse bloei, niet voor niets de 'Roemrijke Dertig' genoemd, was vliegen, het symbool van het moderne technologische avontuur, nog heel andere koek. Het was destijds nog voorbehouden aan ingenieurs en
leidinggevenden
, de architecten van de wereld van morgen, maar in de context van een zegepralende sociaaldemocratie twijfelde niemand eraan dat het gaandeweg steeds toegankelijker zou worden voor de lagere bevolkingsklassen, naarmate die meer
koopkracht
en
vrije tijd
zouden krijgen (wat uiteindelijk ook was gebeurd, zij het dan via de omweg van het ultraliberalisme waarvan de budgetmaatschappijen een adequate belichaming vormden, en met verlies van het aura van prestige dat voorheen om het luchttransport hing).

.

Een paar minuten later kreeg Jed een bevestiging van zijn hypothese omtrent de leeftijd van het vliegveld. In de lange gang naar buiten hingen foto's van vooraanstaande persoonlijkheden die het vliegveld met hun bezoek hadden vereerd - met name presidenten van de Verenigde Staten van Amerika en pausen. Johannes Paulus 11, Jimmy Carter, Johannes xxm, George Bush 1 en 11, Paulus vi, Ronald Reagan... niemand ontbrak aan het appel. Aan het einde van de gang constateerde Jed verbaasd dat de eerste van die illustere bezoekers niet met een foto, maar met een heus
schilderij
was vereeuwigd.

Staand op de taxibaan had John Fitzgerald Kennedy een voorsprong genomen op het groepje officials - onder wie twee geestelijken konden worden opgemerkt; op de achtergrond stonden mannen in gabardine, die waarschijnlijk tot de Amerikaanse veiligheidsdienst behoorden. Met zijn arm schuin omhoog en naar voren gestoken - in de richting van de menigte die zich achter de hekken verdrong, zo stelde je je voor - glimlachte Kennedy met het soort achterlijk enthousiasme en optimisme dat niet-Amerikanen zo moeilijk kunnen nabootsen. Zijn gezicht leek overigens gebotoxt. Jed liep terug en bestudeerde alle afbeeldingen van vooraanstaande persoonlijkheden aandachtig. Bill Clinton was even vlezig en rimpelloos als zijn meest illustere voorganger; democratische Amerikaanse presidenten, dat viel niet te ontkennen, hadden over het algemeen hitsige bo-toxkoppen.

Toen hij weer voor het portret van Kennedy stond, kwam Jed evenwel tot een andere conclusie. Botox bestond toen nog niet, en voor het bedwingen van rimpels en overtollig vet, wat tegenwoordig met transcutane injecties gebeurde, deed men toen een beroep op het gedienstige penseel van de kunstenaar. Daarom was het aan het uiterste eind van de jaren 1950 en zelfs aan het prille begin van de jaren 1960 nog denkbaar dat men de taak om de markante momenten van een regeringsperiode te illustreren en te verheerlijken aan kunstschilders toevertrouwde - of in elk geval aan de minst getalenteerden onder hen. Het schilderij was ontegenzeggelijk een prul, je hoefde de behandeling van de lucht maar te vergelijken met watTurner of Consta-ble zou hebben gedaan, zelfs de mindere Engelse aquarellisten brachten het er beter van af. Wat niet wegnam dat het werk een soort menselijke en symbolische waarheid met betrekking tot John Fitzgerald Kennedy bevatte waar geen enkele foto uit de verzameling bij in de buurt kwam - zelfs niet die van een toch in blakende vorm verkerende Johannes Paulus 11, genomen op de vliegtuigtrap op het moment dat hij zijn armen spreidde om een van de laatste katholieke populaties van Europa te begroeten.

Ook hotel Oakwood Arms ontleende zijn inrichting aan die pionierstijden van de commerciële luchtvaart: originele reclameplaten van Air France en Lufthansa, zwart-witfoto's van Douglas
dc-8'
s
en Caravelles die de heldere lucht doorkliefden, en van gezagvoeders in groot tenue die trots poseerden in hun cockpit. De stad Shannon, had Jed op internet gelezen, dankte zijn ontstaan aan de luchthaven. Hij was gebouwd in de jaren
1960,
op een plaats waar nog nooit enige nederzetting, enig dorp had bestaan. Voor zover hij had kunnen zien, had de Ierse architectuur niets specifieks: het was een mengeling van huisjes in rode baksteen, hetzelfde soort als je in Engelse buitenwijken aantreft, en grote witte bungalows met een lap asfalt en een gazon eromheen, op zijn Amerikaans.

BOOK: De Kaart En Het Gebied
7.35Mb size Format: txt, pdf, ePub
ads

Other books

Tiger’s Destiny by Colleen Houck
El vampiro de las nieblas by Christie Golden
Quicksilver by Amanda Quick
Edward by Marcus LaGrone
Precious Gifts by Danielle Steel
The Reformed by Tod Goldberg
Chase by Dean Koontz