Read Geheime oorlogen Online

Authors: Gordon Thomas

Tags: #Non-Fictie, #Wierook22

Geheime oorlogen (7 page)

BOOK: Geheime oorlogen
12.8Mb size Format: txt, pdf, ePub
ads

Waar, wanneer en door wie hij precies was gerekruteerd, was alleen bekend bij de hogere staf van
MI
6, en aanvankelijk vroeg men zich af of Asgari het misschien alleen voor het geld deed; uit de dossiers van andere overgelopen agenten bleek dat dit vaak de reden was. Vreesde Asgari dat de lange arm van de
CIA
en de Mossad dichter bij kwam voor wat hij in Libanon had gedaan en hoopte hij nu dat hij, door zijn diensten aan
MI
6 aan te bieden, over zijn eigen veiligheid kon onderhandelen in ruil voor betrouwbare informatie? Het was een mogelijkheid. Deze en veel andere vragen waren gesteld.

Asgari’s antwoorden leverden heel wat informatie op, beginnend met belangrijke ontwikkelingen bij het leiderschap van Al-Qaida, eind oktober 2006. Hij onthulde dat voorafgaand aan zijn eerste gesprek met zijn runner hij Abu Jihad Al-Masri, ook bekend als Mu-
hammed Khalil Al-Hakaymah, had ontmoet. Deze man was net aangesteld als het eerste fulltime hoofd inlichtingen van Al-Qaida, die alle belangrijke aanvallen diende te coördineren en ook verantwoordelijk zou worden voor de opleiding van agenten, ofwel mollen, die buitenlandse inlichtingendiensten moesten infiltreren. Al-Hakaymah had gepocht dat hij de rekruten zou leren hoe ze de leugendetector te slim af konden zijn en hoe ze biologische en chemische gifstoffen moesten gebruiken. De benoeming plaatste hem pal onder Ayman al-Zawahiri, sinds jaar en dag de tweede man van de organisatie. Beide mannen waren in de krottenwijken van Caïro geboren en door Bin Laden persoonlijk gerekruteerd. Al-Zawahiri was de erkende strateeg van Al-Qaida gebleven terwijl Al-Hakaymah de analyse van de methoden van westerse inlichtingendiensten voor zijn rekening nam. Zijn verschijning in de hogere kringen van Al-Qaida was een duidelijk teken van de nieuwe verfijning waarmee de organisatie zijn toekomstige operaties zou uitvoeren.

Al even onthullend was Asgari’s gedetailleerde bekentenis over een andere aanstelling binnen de bevelsstructuur van de organisatie. Saif al-Abdel was Al-Qaida’s contactpersoon met het regime in Teheran en had een nauwe relatie ontwikkeld met president Ahmadinejad. Ook deelde hij met twee zoons van Bin Laden, Saad en Mohammed, een herenhuis in een van de westelijke buitenwijken van de stad en fungeerde hij als hun mentor.

Voordat hij zich in de jaren tachtig bij Al-Qaida aansloot om met de moedjahedien tegen de Sovjettroepen in Afghanistan te strijden was Saif Al-Abdel kolonel bij de Egyptische commando’s geweest. Sinds 11 september prijkte hij boven aan de
FBI
/
CIA
-lijsten van meest gezochte terroristen die ervan werden beschuldigd te hebben geholpen bij het voorbereiden van de dood van achttien Amerikaanse soldaten in Somalië in 1993 en de bomaanslagen met vrachtwagens op de Amerikaanse ambassades in Kenia en Tanzania in 1998.

Al-Abdel had Asgari een waardevol inzicht verschaft in Bin Ladens slechte gezondheid; zijn zieke nier moest geregeld worden gedialyseerd en hij had voortdurend medische zorg nodig. Echter, Al-Abdel hield vol dat Bin Laden niets aan talent had ingeboet en niet alleen nog steeds de meest gezochte man ter wereld was, maar ook voor miljoenen moslims een held was gebleven. Hij wist dat zijn charisma niet alleen berustte op het feit dat hij tot dusver steeds had weten te ontkomen, maar ook op zijn persoonlijke reputatie van oprechtheid, soberheid en waardigheid, wat allemaal sterk contrasteer-
de met het aan incompetentie grenzende wanbestuur van veel Arabische regimes.

Asgari was openhartig geweest over zijn eigen mening over Bin Laden: hij had bewondering gehad voor de manier waarop de terrorist de verlokkingen van persoonlijke rijkdom terzijde had geschoven en geduld, een geniaal organisatietalent en buitengewone leidinggevende capaciteiten had getoond. Zijn lofzang, zo zag Asgari’s runner in, duidde op de bewondering die een professional voor een bedreven tegenstander voelt, en verschafte verder inzicht in de man die de wereldwijde heilige oorlog had ontketend.

Asgari was waardevolle informatie blijven verschaffen die onder meer vragen opwierp over de toezegging van de Pakistaanse president Musharraf om het terrorisme te bestrijden. Asgari onthulde dat Pakistaanse artsen naar Afghanistan waren gestuurd om gewonde talibanstrijders te behandelen, waarna deze de grens over werden geholpen om in Pakistan te worden geopereerd in onder andere een van Quetta’s grootste ziekenhuizen. Musharraf had de artsen persoonlijk een felicitatiebriefje gestuurd.

De
MI
6-commandant in Islamabad kreeg het bevel dit uit te zoeken en kwam er achter dat het klopte. Hij trof patiënten aan met de bekende tulband van de taliban, die herstellende waren van hun operatie. Een aantal van hen had openlijk opgeschept dat ze wanneer ze weer fit waren naar de slagvelden van Afghanistan zouden terugkeren. Het nieuws verschafte geloofwaardigheid aan een andere bewering van Asgari dat zijn eigen agenten in Pakistan hadden vastgesteld dat talibanleiders, onder wie mollah Mohammed Omar, bescherming genoten van de Pakistaanse inlichtingendienst.

Weken later was Asgari met ander nieuws gekomen: dat de Continuity
IRA
, de radicale Ierse terreurgroep, zijn expertise verleende om in drie wapenfabrieken in Lavizan, een voorstad van Teheran, toe te zien op de productie van zeer geraffineerde bermbommen. De Ierse terroristen waren van Dublin naar Frankfurt gereisd en daarna doorgevlogen naar Damascus. Vervolgens waren ze aan boord van een Iraans legertoestel naar Teheran overgebracht. De oorspronkelijk bij het conflict in Noord-Ierland gebruikte bommen hadden Britse soldaten gedood of verwond en de straten van Belfast in terreur ondergedompeld. Voor Hezbollah werd de zwarte kunst van de bommenmakers in de zomer van 2006 een effectief wapen tegen de Israëli’s. Aangepast om van antitankraketten te worden afgevuurd werden de bommen als vuurballen met een snelheid van wel driehonderd meter per seconde
op oprukkende Israëlische tanks afgevuurd. Asgari had beschreven dat de wapens van Irak en Afghanistan werden verscheept naar Syrië en vervolgens naar het zuiden van Libanon.

Opnieuw werden zijn beweringen in Londen gecheckt en stemden ze overeen met de informatie in het uitvoerige
MI
6-dossier over de activiteiten van de Continuity
IRA
.

Dit was niet de eerste keer dat de Ierse terreurgroep zijn bom-expertise had verkocht. In 2001 gingen drie
IRA
-leden naar Colombia om daar de revolutionaire guerrillagroep
FARC
te trainen. Toen het drietal na een tip van
MI
6 door de Colombiaanse veiligheidsdienst
DAS
was gearresteerd en door de rechtbank in Bogotá tot lange gevangenisstraffen was veroordeeld, hielp de terreurgroep hen te ontsnappen. Uiteindelijk werden ze teruggesmokkeld naar Ierland. Ondanks verzoeken van de Colombiaanse overheid om hen uitgeleverd te krijgen zodat ze hun straffen konden uitzitten, gaf Dublin daaraan geen gehoor.

Spaanse inlichtingenofficieren hadden vernomen dat eind zomer 2006 leden van de Continuity
IRA
ontmoetingen hadden gehad met terroristen van de Zuid-Afrikaanse groepering
PAGAD
. De People Against Gangsterism and Drugs was in 1995 gevormd om de straten van Zuid-Afrika te ontdoen van drugdealers, maar door de grote invloed van de meer dan een miljoen moslims in het land veranderde de ideologie en ontstonden er sterke banden met het regime in Teheran. De bijeenkomsten met de Continuity
IRA
vonden plaats in Sotogrande in het zuiden van Spanje, een bij Ierse toeristen geliefd vakantiepark. De Spaanse officieren stelden vast dat
PAGAD
de terroristen wilde rekruteren om in het achterland voorbij Durban in hun opleidingskampen te werken, maar het voorstel strandde wegens onenigheid over de financiële voorwaarden.

Asgari’s runner was tevreden met de kwaliteit en de gestage informatiestroom die de Valk leverde.

Zoals al dit soort relaties was ook hun relatie aanvankelijk ongetwijfeld penibel geweest, want
MI
6 had besloten dat Asgari in Iran moest blijven; hij was te waardevol om zomaar te mogen overlopen. De toenemende crisis ontstaan door het Iraanse kernprogramma vereiste dat
MI
6 over de meest actuele informatie beschikte. Het risico dat Asgari werd gesnapt was vele malen groter, waardoor hij gemakkelijk een fatale fout kon maken. Zijn runner had als voornaamste taak dit te voorkomen.

Ari Ben-Menashe, die voor de Mossad verscheidene informanten rekruteerde, vertelde de schrijver wat daarbij komt kijken: ‘Wanneer je een agent inwijdt om voor je dienst te komen werken, vertel je hem alleen wat hij moet weten om zichzelf en jou te beschermen. Je wilt zijn geheimen te weten komen, maar de jouwe vertel je hem niet. Alleen als het van levensbelang is om hem aan jouw kant te houden, houd je hem
false flags
voor die volkomen overtuigend klinken, maar die hij niet echt kan natrekken. Je herinnert hem er voortdurend aan dat hij zonder jouw goedkeuring niets onderneemt. Je geeft hem een persoonlijke code, een woord of een zinnetje, dat alleen jullie tweeën kennen. Je moet van meet af aan duidelijk maken dat hij alleen voor jou werkt. Waarschijnlijk zal hij op een gegeven moment willen dat je de biechtvader speelt om hem gerust te stellen. Ondanks al zijn ervaring zal zelfs een getrainde agent een wereld betreden met een nieuw soort bedrog. Hij verraadt collega’s die hem vertrouwen, waardoor hij jouw vertrouwen kan gaan wantrouwen. Zul je hem verraden zodra je vindt dat er geen informatie meer te verkrijgen is? Wat dit betreft moet je hem volledig op zijn gemak stellen. Uiteindelijk wordt je relatie met een geheim agent altijd die van Orpheus, maar dan zonder de liefde of de muziek.’

Een betere beschrijving van de relatie die zijn runner met generaal Ali-Reza Asgari had, is er niet.

In de lange geschiedenis van
MI
6-operaties in Iran was geen dubbelspion beter op zijn plaats of politiek geslepener dan Asgari. Niet alleen was hij in een voortreffelijke positie om de kwaliteit van zijn informatie te beoordelen, maar bovendien toonde hij het onderkoelde lef van een typische dubbelspion uit de Tweede Wereldoorlog.

Na die oorlog kreeg
MI
6 een nieuw hoofd in standplaats Teheran: Christopher Montague Woodhouse, een product van het Engelse systeem van voorbereidingsscholen, die met partizanen in Griekenland had gediend in de Special Operations Executive (
SOE
), de pendant van het Amerikaanse Office of Strategic Services (
OSS
). In zijn personeelsdossier van
MI
6 werd hij omschreven als ‘een uitmuntend en zeldzaam voorbeeld van iemand die de politieke vereisten van zijn missie perfect begrijpt’. Woodhouse had voorspeld: ‘Aangezien de naoorlogse pogingen van de communisten tot nu toe gericht zijn geweest op expansie in Oost-Europa en het Verre Oosten, kunnen we makkelijk veronderstellen dat hun volgende poging in het Midden-Oosten zal plaatsvinden, waaraan ze nog maar nauwelijks hebben geroken. Iran lijkt de zwakste plek te zijn.’

Voor zijn vertrek uit Londen was hij gebrieft door Ann Katherine Swynford Lambton, een doorgewinterde
MI
6-officier die haar oorlogsjaren had doorgebracht in de Britse ambassade in Teheran als persattaché, een dekmantel. In Teheran was Woodhouse op de hoogte gebleven van alle ondermijnende geruchten over wat er in Londen gebeurde, van beroepsofficieren die teleurgesteld waren in het eerste naoorlogse Labour-kabinet. ‘Het was de periode van het tragische afkalven van het Britse rijk, en het krimpen van haar premier (Clement Attlee) tot een sfinx zonder raadsel,’ zou hij zich later herinneren. Voor George Young, een andere hogere functionaris, was het ‘deprimerend om te werken voor politici die slechts konden zeggen “je mag dit niet” of “ga voorzichtig verder”’.

Het ambassadeterrein in Teheran besloeg bijna zesenhalve hectare aan kortgeknipte gazons, keurig onderhouden bloembedden, tennisbanen, een croquetgreen en een zwembad, waarbij alles van de plaatselijke bevolking werd afgeschermd met een hoge muur. ‘We moeten ze niet jaloers maken,’ had Woodhouse opgemerkt. In deze periode werd het land geregeerd door grote armoede en wijdverbreide vriendjespolitiek, en werd het enorm overbezette Iraanse ambtenarenapparaat slecht betaald. De rijkdommen van het land waren vooral in handen van de grondbezittende klasse: handelaars, het hoogste echelon binnen de samenleving, ‘oud geld’ en de hogere rangen van het leger. Onder de allerrijksten bevonden zich de directeuren van de Engels-Iraanse oliemaatschappij
AIOC
, die kort daarvoor de overeenkomst van 1933 opnieuw hadden bekrachtigd, namelijk dat een deel van hun winsten onder de goedgezinde leiding van Londen zou worden gestoken in de economische en sociale ontwikkeling van Iran.

Woodhouse arriveerde in een tijd dat het politieke klimaat allengs instabieler was geworden. De heersende nationalistische politicus, premier Mohammed Mossadeq, had om naasting van de
AIOC
verzocht. Er was een mislukte moordaanslag op de sjah gepleegd, en in een verslag aan Londen beoordeelde Woodhouse de situatie als die ‘waarin de cultus van messen en kogels de Iraanse politiek is binnengedrongen, en hoe!’ Hij voegde eraan toe dat hij niet ver hoefde te zoeken naar de drijvende kracht achter de ideologische ophitsing. De Russische ambassade bevond zich op slechts een steenworp afstand van het Britse complex. ‘Voor ons heel handig om zo in de gaten te kunnen houden wat de schoften uitvreten,’ had Woodhouse zijn personeel verteld.

Zijn officieren waren even eigenzinnig als vakkundig. Een van hen
had een netwerk opgebouwd om te rapporteren over de banden tussen de Iraniërs en de communisten. Iemand anders papte aan met het Iraanse hoofd van de veiligheidspolitie en zat hele avonden met hem te kaarten in het achterkamertje van een theehuis. Anderen hadden een achtergrond van militaire dienst in de oorlog. Een knappe voormalige
RAF
-officier van Wit-Russische afkomst ging uit met de dochter van een rijke handelaar, die ervan droomde om te trouwen en op het Engelse platteland te gaan wonen.

George Young, de oudste medewerker op de
MI
6-post, was een sarcast met minachting voor de Arabische landen. Tijdens een etentje op de ambassade hekelde hij genadeloos hun eetgewoonten en opvattingen. ‘Terwijl de Europeaan bouwt, is de Arabier bezig met plunderen en afbreken.’ Zelfs de voorzichtige vermaningen van Woodhouse konden Young niet afremmen, maar de welgestelde Iraanse gasten moedigden hem aan en Young was steevast de eerste die in hun herenhuizen op tegenbezoek werd gevraagd. Het was zijn manier om een eigen netwerk op te bouwen. Een van zijn agenten was Robin Zaehner, docent Perzische geschiedenis aan de universiteit van Teheran die, zo rapporteerde Young aan Woodhouse, ‘met zijn brilletje met jampotglazen en zijn kraakstem alle zonderlinge eigenschappen van een gekke professor’ bezat. Young achtte hem de ideale man om tactvol een campagne te voeren om zijn studenten, en via hen hun ouders, te waarschuwen voor de gevaren van een Sovjetinval in het land. Ook begon Zaehner een kruistocht om de omverwerping van Mossadeq met ‘alle mogelijke middelen’ te bewerkstelligen. Woodhouse kreeg van Londen de toezegging dat
MI
6 Youngs onderneming zou financieren, maar de ambassadeur, sir Francis Shepherd, mocht hiervan niet op de hoogte worden gebracht.

BOOK: Geheime oorlogen
12.8Mb size Format: txt, pdf, ePub
ads

Other books

The Journey by Josephine Cox
The Boyfriend List by E. Lockhart
The Haunted Mask II by R. L. Stine
Snowed In by Sarah Title
Bite Me by Donaya Haymond
Skin and Bones by Tom Bale
Beauty and the Chief by Alysia S Knight
Hitler's Last Days by Bill O'Reilly
A Narrow Return by Faith Martin