Schindlers list (25 page)

Read Schindlers list Online

Authors: Thomas Keneally

BOOK: Schindlers list
6.85Mb size Format: txt, pdf, ePub

 

Het was heel natuurlijk om bij zulke barbaarse vertoningen met een deel van het verstand te geloven dat deze keer misschien de laatste was, dat zelfs bij Amon een algehele verandering van houding en methodiek zou kunnen plaatsvinden, of als het niet bij hem was, dan misschien bij die onzichtbare functionarissen die ergens in een hoog kantoor met openslaande tuindeuren, geboende vloeren, en uitzicht op een plein waar oude vrouwtjes bloemen verkochten, de helft van wat er in Plaszów gebeurde wel moesten bedenken en de rest oogluikend toelaten. Bij het tweede bezoek dat Sedlacek uit Boedapest aan Krakau bracht dachten Oskar en de tandarts een plan uit dat een bedachtzamer mens dan Schindler misschien naïef zou hebben geleken. Oskar opperde tegenover Sedlacek de mogelijkheid dat een van de oorzaken waardoor Amon Goeth zich zo wreed gedroeg misschien de slechte drank was die hij dronk, de liters plaatselijke zogenaamde cognac die Amons gebrekkige gevoel voor uiteindelijke consequenties nog verder verzwakte. Met een gedeelte van de Reichsmarken die Sedlacek zojuist naar Emalia gebracht en aan Oskar overhandigd had zou een krat eersteklas cognac moeten worden gekocht - niet zo'n gemakkelijk verkrijgbaar of goedkoop artikel in het Polen na Stalingrad. Oskar zou het bij Amon moeten afleveren en hem er in de loop van een gesprek voorzichtig op wijzen dat de oorlog op de een of andere manier eens zou eindigen en dat de daden van enkelingen zouden worden onderzocht. Dat zelfs de vrienden van Amon zich dan misschien de keren zouden herinneren dat hij overijverig was geweest. Het lag in Oskars aard te geloven dat je met de duivel kon drinken en de balans van goed en kwaad bij een glas cognac kon herstellen. Het was niet dat hij radicalere methoden vreesde - ze kwamen gewoon niet bij hem op. Hij was altijd een man van transacties geweest. Wachtmeester Oswald Bosko, die vroeger toezicht op de omtrek van het getto had gehouden, was daarentegen een man van ideeën. Het was hem onmogelijk geworden nog binnen het SS-plan te werken, hier eens wat smeergeld door te geven, daar een vervalst document, een stuk of tien kinderen met zijn rang te beschermen terwijl honderd anderen door de gettopoort werden afgevoerd. Bosko had zijn politiepost in Podgórze heimelijk verlaten en was in de partizanen-bossen bij Niepolomice verdwenen. In het volksleger zou hij proberen te boeten voor het onrijpe enthousiasme dat hij in de zomer van 1938 voor het nazisme had gevoeld. Gekleed als Poolse boer zou hij ten slotte in een dorp ten westen van Krakau worden herkend en wegens verraad gefusilleerd. Hij zou daarom een martelaar worden. Bosko was naar het bos gegaan omdat hij geen andere keuze had. Hij miste de financiële middelen waarmee Oskar het systeem smeerde. Maar het was in overeenstemming met de verschillende aard van beide mannen dat de een, na zich van zijn rang en uniform te hebben ontdaan, zonder bezit zou worden aangetroffen, en dat de ander ervoor zou zorgen dat hij contanten en ruilgoederen had. Het is niet om Bosko te prijzen of Schindler naar beneden te halen dat men van Oskar zegt dat het, als hij ooit de marteldood zou zijn gestorven, per ongeluk zou zijn geweest, doordat iets waarover hij onderhandelde hem zuur was opgebroken. Maar er waren mensen die nog steeds ademden - de Wohlfeilers, de gebroeders Danziger, Lamus - doordat Oskar op die manier werkte. Doordat Oskar op die manier werkte lag aan de Lipowastraat het onwaarschijnlijke kamp Emalia, en daar waren zo'n duizend mensen op de meeste dagen gevrijwaard voor arrestatie, en de SS bleef buiten de afrastering. Niemand werd er geslagen, en de soep was stevig genoeg om ervan in leven te blijven. Gemeten naar hun respectieve aard was de morele afkeer van beide partijgenoten, Bosko en Schindler, even groot, ook al liet Bosko de zijne blijken door zijn lege uniform aan een kleerhanger in Podgórze achter te laten, terwijl Oskar zijn grote partij-insigne opspeldde en in Plaszów voortreffelijke drank ging bezorgen bij de krankzinnige Amon Goeth.

 

Het was laat in de middag, en Oskar en Goeth zaten in de salon van Goeths witte villa. De vriendin van Goeth, Majola, een tengere vrouw, secretaresse bij de Wagner-fabriek in de stad, keek naar binnen. Ze bracht haar dagen niet te midden van de excessen in Plaszów door. Ze was verfijnd in haar optreden, en mede als gevolg van deze fijnzinnigheid had zich het gerucht verspreid dat Majola had gedreigd niet meer met Goeth naar bed te gaan als hij naar willekeur mensen bleef neerschieten. Maar niemand wist of dat de waarheid was of gewoon een van die therapeutische verklaringen die opkomen bij gevangenen die wanhopig proberen de aarde bewoonbaar te maken. Majola bleef die middag niet lang bij Amon en Oskar. Ze begreep dat het een drinksessie zou worden. Helen Hirsch, het bleke, zwartgeklede meisje dat Amons dienstbode was, bracht hun de nodige bijbehorende eetwaren - koeken, canapés, worst. Ze wankelde van uitputting. Gisteravond had Amon haar geslagen omdat ze zonder zijn toestemming eten voor Majola had klaargemaakt; vanmorgen had hij haar vijftigmaal achter elkaar de drie trappen van de villa op en af laten rennen vanwege een vliegenspatje op een der schilderijen in de gang. Ze had weleens bepaalde geruchten over Herr Schindler gehoord, maar hem nog nooit ontmoet. Deze middag werd ze niet bemoedigd door de aanblik van die twee forse mannen, broederlijk en in ogenschijnlijke eendracht ieder aan een kant van de lage tafel gezeten. Hier was niets dat haar kon interesseren, omdat ze ervan uitging dat het vaststond dat ze toch zou sterven. Ze dacht er alleen maar aan hoe haar jonge zusje, dat in de algemene keuken van het kamp werkte, in leven zou kunnen blijven: Ze hield een som geld verborgen, in de hoop ermee te kunnen bereiken dat haar zusje in leven bleef. Er was geen som geld, geloofde ze, geen transactie die haar eigen vooruitzichten zou kunnen beïnvloeden. Zo dronken ze terwijl in het kamp de schemering en de duisternis vielen. Lang nadat de avondlijke uitvoering van Brahms'
Wiegenlied
door de gevangene Tosia Lieberman rust in het vrouwenkamp had gebracht en zich door de planken van het mannenkamp heen had gedrongen, zaten de twee forse mannen er nog steeds. Hun wonderbaarlijke levers gloeiden warm als ovens. En op het juiste tijdstip boog Oskar zich over de tafel en, handelend vanuit een vriendschap die zelfs met zoveel cognac aan boord niet dieper dan de oppervlakte van de huid ging... begon Oskar, zich naar Amon toe buigend en sluw als een demon, hem tot terughoudendheid te verleiden. Amon reageerde er goed op. Oskar had de indruk dat de gedachte aan matiging - een verleiding, een keizer waardig - hem wel aantrok. Amon kon zich een zieke slaaf bij de lorries voorstellen, een van de kabelfabriek terugkerende gevangene die - op die opgelegde manier die zo moeilijk was uit te staan - wankelde onder een bij de kamppoort opgehaalde lading kleren of timmerhout. En de fantasie dat hij die treuzelaar, die zielige toneelspeler, zou vergeven ging met een vreemde warmte in Amons buik gepaard. Zoals Caligula de verleiding zou kunnen hebben gevoeld zichzelf als Caligula de Goede te zien, zo hield het beeld van Amon de Goede de fantasie van de commandant een tijdlang bezig. Hij zou er in feite altijd een zwak voor hebben. Vanavond werd Amon, zijn bloed goud van de cognac terwijl aan de andere kant van zijn bordes vrijwel het hele kamp lag te slapen, duidelijker door genade verleid dan door de vrees voor represailles. Maar de volgende morgen zou hij zich Oskars waarschuwing herinneren en haar combineren met het nieuws van die dag dat de Russische dreiging aan het front bij Kiëv toenam. Stalingrad had op een onvoorstelbare afstand van Plaszów gelegen. Maar de afstand tot Kiëv was wel voorstelbaar. Na Oskars drinkgelag met Amon bereikte Emalia enkele dagen lang het nieuws dat de tweeledige verlokking van genade en tact effect bij de commandant had. Sedlacek zou bij zijn terugkeer naar Boedapest aan Samu Springmann rapporteren dat Amon was opgehouden, althans voor het moment, met het willekeurig vermoorden van mensen. En de zachtmoedige Samu hoopte een tijdlang, bij de verschillende zorgen die hij over de lijst met plaatsen van Dachau en Drancy in het westen tot Sobibór en Belzec in het oosten had, dat het gat in Plaszów was gedicht. Maar de aantrekkingskracht der clementie verdween snel. Zo er al een korte periode van respijt is geweest, zouden degenen die het er levend af zouden brengen en getuigenverklaringen over hun tijd in Plaszów zouden afleggen er in ieder geval niets van weten. Het zonder omhaal moorden ging voor hun gevoel onafgebroken door. Als Amon deze morgen of de volgende niet op zijn balkon verscheen, betekende dat nog niet dat hij de morgen daarna niet zou verschijnen. Er was veel meer dan Goeths tijdelijke afwezigheid voor nodig om zelfs de meest misleide gevangene enige hoop op een fundamentele karakterverandering bij de commandant te geven. En dan was hij daar toch weer op het bordes, met de pet in Oostenrijkse stijl die hij bij het moorden droeg, door zijn verrekijker naar een schuldige zoekend.

 

Dr. Sedlacek zou niet alleen met iets te hoopvol nieuws van een verbetering bij Amon naar Boedapest terugkeren, maar ook met betrouwbaardere gegevens over het kamp Plaszów. Op een middag verscheen er een bewaker van Emalia in Plaszów om Stern naar Zablocie te ontbieden. Toen Stern bij de toegangspoort arriveerde, werd hij de trap op naar Oskars nieuwe woonverdieping gebracht. Daar stelde Oskar hem aan twee in nette pakken gestoken mannen voor. De ene was Sedlacek, de andere een jood - van een Zwitsers paspoort voorzien - die zichzelf als Babar voorstelde. 'M'n beste vriend,' zei Oskar tegen Stern, 'Ik wil dat u een rapport over de situatie in Plaszów schrijft, zo uitgebreid als u op één middag maar kunt.' Stern had Sedlacek of Babar nog nooit gezien en vond dat Oskar onvoorzichtig was. Hij boog zich over zijn handen en mompelde dat hij, voordat hij zo'n taak op zich nam, de Herr Direktor graag even onder vier ogen wilde spreken. Oskar zei altijd dat Itschak Stern nooit iets rechtstreeks kon zeggen, maar het onder een lading gespreksstof over de Babylonische talmoed en reinigingsrituelen moest binnensmokkelen. Maar nu was hij directer. 'Vertelt u eens, Herr Schindler,' vroeg hij, 'gelooft u niet dat dit een vreselijk risico is?' Oskar ontplofte. Voordat hij zichzelf kon bedwingen, hadden de vreemdelingen hem in de andere kamer waarschijnlijk al gehoord. 'Denkt u dat ik het u zou vragen als er risico bestond?' Toen kalmeerde hij en zei: 'Er bestaat altijd risico, zoals u beter weet dan ik. Maar niet bij deze twee mannen. Deze twee zijn veilig.' Uiteindelijk besteedde Stern de hele middag aan zijn rapport. Hij was een geleerde, en gewend exact proza te schrijven. De reddingsorganisatie in Boedapest, de zionisten in Istanboel, zouden van Stern een rapport krijgen waarop ze konden vertrouwen. Vermenigvuldig het resumé van Stern met de zeventienhonderd grote en kleine werkkampen van Polen en je had een tapijt waarvan de wereld versteld zou staan. Sedlacek en Oskar wilden nog meer van Stern. De ochtend na de braspartij van Amon en Oskar sleepte Oskar voor kantoortijd zijn heldhaftige lever weer naar Plaszów. Tussen de zachte aansporingen tot verdraagzaamheid door die Oskar Amon de vorige avond had proberen in te fluisteren, had hij ook schriftelijke toestemming gekregen om twee 'medefabrikanten' door deze industriële modelgemeenschap rond te leiden. Oskar bracht de twee die ochtend in het grauwe administratiegebouw en verzocht om de diensten van
Haftling
Itschak Stern voor een rondleiding door het kamp. Sedlaceks vriend Babar had een soort kleinbeeldcamera, maar die droeg hij openlijk in zijn hand. Je zou haast kunnen geloven dat hij, als een SS'er er opmerkingen over had gemaakt, de kans zou hebben aangegrepen om vijf minuten lang over dit toestelletje, dat hij onlangs op een zakenreis naar Brussel of Stockholm had gekocht, te staan opscheppen. Toen Oskar en de bezoekers uit Boedapest het administratiegebouw uitkwamen, nam Oskar de magere, klerkachtige Stern bij de schouder. Zijn vrienden zouden graag de werkplaatsen en de woonkwartieren zien, zei Oskar. Maar als Stern dacht dat ze iets misten, hoefde hij alleen maar te bukken en zijn schoenveter vast te maken. Over Goeths grote, met gebroken grafstenen geplaveide weg liepen ze langs de SS-kazerne. Al bijna direct moest hier de veter van gevangene Stern worden vastgemaakt. De compagnon van Sedlacek kiekte de ploegen die wagonladingen rots uit een steengroeve naar boven sleepten, terwijl Stern mompelde: 'Neemt u me niet kwalijk, heren.' Toch nam hij de tijd voor het vastmaken, zodat ze naar de grond konden kijken om de monumentale fragmenten te lezen. Hier lagen de grafstenen van Bluma Gemeinerowa (1859-1927), van Matylde Liebeskind, in 1912 op negentigjarige leeftijd overleden, van Helena Wachsberg, in 1911 in het kraambed gestorven, van Rozia Groder, een dertienjarige die in 1931 was heengegaan, van Sofia Rosner en Adolf Gottlieb, die tijdens de regering van Frans Jozef waren gestorven. Stern wilde dat ze zagen dat de namen der eerzame doden tot straatstenen waren gemaakt. Verder lopend passeerden ze het
Puffhaus,
het Oekraïense en SS-bordeel waar Poolse meisjes werkten, en kwamen toen bij de steengroeve, waar het afgegraven gedeelte in de kalksteenklif terugweek. Hier moesten zeemansknopen in de veters van Stern worden gelegd; dit wilde hij vastgelegd hebben. Bij deze rotswand ruïneerden ze mannen door hen met hamers en wiggen te laten werken. Geen der met littekens overdekte mannen van de steenhouwcommando's toonde enige nieuwsgierigheid naar de bezoekers van deze morgen. Iwan, de Oekraïense chauffeur van Amon Goeth, hield hier de wacht, en de opzichter was een Duitse misdadiger met een ronde kop, genaamd Erik. Erik had er al blijk van gegeven families te kunnen uitmoorden, doordat hij zijn eigen vader, moeder en zuster had omgebracht. Hij zou inmiddels misschien opgehangen of op z'n minst in een kerker gestopt zijn, als de SS zich niet had gerealiseerd dat er ergere misdadigers dan vadermoordenaars waren en dat Erik moest dienen als stok om hen mee te slaan. Zoals Stern in zijn rapport had vermeld, was een Krakause arts, Edward Goldblatt geheten, door de SS-arts Blancke en zijn joodse beschermeling dokter Leon Gross vanuit de ziekenbarak hierheen gestuurd. Erik vond het prachtig om te zien dat een cultureel gevormd mens, een specialist, de steengroeve binnenkwam en zich met zijn zachte handen voor werk meldde, en het slaan begon in het geval van Goldblatt met het eerste blijk van onzekerheid bij het hanteren van de hamer en de ijzeren punten. Gedurende enkele dagen werd Goldblatt door Erik en verschillende SS'ers en Oekraïense soldaten geslagen. De dokter moest werken met een opzwellend gezicht, dat nu de helft groter dan normaal was, en met één oog dat helemaal dichtzat. Niemand wist welke fout in Goldblatts steenhouwtechniek Erik ertoe bracht de dokter zijn laatste pak slaag te geven. Lang nadat de dokter het bewustzijn had verloren gaf Erik toestemming hem naar de Krankenstube te vervoeren, waar dokter Leon Gross hem weigerde op te nemen. Met deze medische sanctie bleven Erik en een SS 'er op de stervende Goldblatt intrappen terwijl hij, voor behandeling afgewezen, op de drempel van de ziekenbarak lag. Stern bukte hij de steengroeve om zijn veter vast te maken omdat hij, net als Oskar en nog enkele anderen in het Plaszów-complex, geloofde in een toekomst met rechters die zouden kunnen vragen: Waar -in één woord - heeft dit plaatsgevonden? Oskar kon zijn collega's een overzicht van het kamp geven door met hen de Chujowa Górka en de Oostenrijkse heuvel op te gaan, waar de bebloede kruiwagens die werden gebruikt om de doden naar het bos te vervoeren onbeschaamd bij de ingang van het fort stonden. Duizenden waren daar beneden al in massagraven in dat oostelijke dennenbos, of aan de zomen ervan, begraven. Toen de Russen vanuit het oosten kwamen, zou dat bos met zijn bevolking van slachtoffers hun eerder in handen vallen dan het levende en half stervende Plaszów. Wat Plaszów als industrieel wonder betreft, dat moest voor iedere serieuze waarnemer wel een teleurstelling zijn. Amon, Bosch, Leo, John en Josef Neuschel vonden het allemaal een modelstad op grond van het feit dat ze er rijk van werden. Ze zouden geschokt zijn geweest als ze hadden ontdekt dat een van de redenen waarom hun mooie baantje in Plaszów voortduurde niet was dat de Rüstungsinspektion zo opgetogen was over de economische wonderen die ze er verrichtten. In feite waren de enige economische wonderen binnen Plaszów de privé-vermogens die Amon en zijn kliek verdienden. Het was voor iedere nuchtere buitenstaander verbazingwekkend dat er überhaupt oorlogsorders naar de werkplaatsen van Plaszów toe kwamen, aangezien hun outillage zo schamel en ouderwets was. Maar uitgeslapen zionisten in Plaszów oefenden druk uit op overtuigde buitenstaanders, mensen als Oskar en Madritsch, die op hun beurt druk op de Rüstungsinspektion konden uitoefenen. Omdat de honger en sporadische moorden van Plaszów nog altijd te verkiezen waren boven de gegarandeerde vernietigingen van Auschwitz en Belzec, was Oskar bereid bij de inkopers en ingenieurs van generaal Schindlers Rüstungsinspektion aan tafel te gaan zitten. Die heren zouden gezichten trekken en zeggen: 'Kom nou, Oskar! Meen je dat nou echt?' Maar uiteindelijk vonden ze dan toch opdrachten voor het kamp van Amon Goeth, orders voor schoppen, gefabriceerd van het verzamelde schroot van Oskars fabriek aan de Lipowastraat, orders voor trechters, gemaakt van overgeschoten stukken blik van een jamfabriek in Podgórze. De kans dat de schoppen en bijbehorende stelen ooit bij de Wehrmacht werden afgeleverd was klein. Veel van Oskars vrienden onder de officieren van de Rüstungsinspektion begrepen waar ze mee bezig waren, dat het verlengen van het bestaan van het slavenwerkkamp Plaszów neerkwam op het verlengen van het bestaan van een aantal slaven. Sommigen van hen konden het niet verkroppen, omdat ze wisten wat voor schurk Goeth was, en ze werden in hun serieuze, ouderwetse patriottisme gekwetst door het weelderige leven dat Amon daar op het land leidde. De goddelijke ironie van het werkkamp Plaszów - dat sommige van de slaven voor hun eigen doeleinden plannen beraamden om het koninkrijk van Amon in stand te houden - is te zien in het geval van Roman Ginter. Ginter, vroeger ondernemer en nu een der opzichters in de metaalfabriek waaruit rabbijn Levartov al was gered, werd op een morgen op het kantoor van Goeth ontboden en kreeg, toen hij de deur sloot, de eerste van een reeks klappen. Terwijl hij Ginter sloeg was Amon onsamenhangend aan het tieren. Toen sleurde hij hem naar buiten en de trap af naar een stuk muur bij de vooringang. Mag ik iets vragen? zei Ginter tegen de muur staand en spuwde twee tanden uit, maar achteloos, om niet door Amon een toneelspeler met zelfmedelijden te worden gevonden. Schoft, brulde Goeth, je hebt de handboeien die ik heb besteld niet afgeleverd! Dat zie ik op mijn bureaukalender, hondsvot die je bent. Maar Herr Kommandant, zei Ginter, ik wil u graag melden dat de order voor handboeien gisteren is uitgevoerd. Ik heb Herr Oberscharführer Neuschel gevraagd wat ik ermee moest doen en hij zei dat ik ze bij uw kantoor moest afleveren, en dat heb ik gedaan. Amon sleurde de bloedende Ginter terug naar het kantoor en riep de SS'er Neuschel. Ja hoor, zei de jonge Neuschel. Kijkt u maar in uw op één na bovenste lade links, Herr Kommandant. Goeth keek en vond de boeien. Ik had hem bijna doodgeschoten, klaagde hij tegen zijn jonge, niet bijster begaafde Weense beschermeling. Deze zelfde Roman Ginter, die met blijmoedige gedienstigheid zijn tanden tegen de fundering van Amons grauwe administratiegebouw spuwde - deze joodse nul, voor het vermoorden waarvan Amon de schuld aan Neuschel zou hebben gegeven - deze Ginter is de man die met een speciale pas naar Herr Schindlers
def
gaat om met Oskar te praten over bevoorrading van de werkplaatsen in Plaszów, over grote hoeveelheden schrootmetaal, bij het ontbreken waarvan het voltallige personeel van de metaalfabriek op transport naar Auschwitz zou worden gesteld. Het zijn daarom, hoewel de pistool zwaaiende Amon Goeth gelooft dat hij Plaszów door zijn bijzondere bestuurlijke genie in stand houdt, net zo goed de gevangenen met bloedende monden die de zaak draaiende houden.

Other books

The Abandoned Bride by Edith Layton
Red Hook by Reggie Nadelson
The Sword by Jean Johnson
Star Spangled Murder by Meier, Leslie
Vintage Vampire Stories by Robert Eighteen-Bisang
Rough Justice by Gilda O'Neill
Golden Daughter by Anne Elisabeth Stengl