Schindlers list (26 page)

Read Schindlers list Online

Authors: Thomas Keneally

BOOK: Schindlers list
4.79Mb size Format: txt, pdf, ePub

 

25

 

In de ogen van sommigen gaf Oskar nu geld uit als een gokverslaafde. Zelfs op grond van het weinige dat ze van hem wisten voelden zijn gevangenen aan dat hij zichzelf voor hen zou ruïneren, als dat de prijs was. Later - niet nu, want nu namen ze zijn weldaden met dezelfde instelling aan als waarmee een kind kerstcadeautjes van zijn ouders aanneemt - zouden ze zeggen: Godzijdank was hij ons trouwer dan zijn vrouw. En net als de gevangenen kregen ook diverse functionarissen lucht van Oskars passie.

Eén zo'n functionaris, ene dr. Sopp, als arts verbonden aan de SS-gevangenissen in Krakau en aan het SS-gerechtshof aan de Pomorska, liet Schindler via een boodschapper weten dat hij tot een soort transactie bereid was. In de Montelupich-gevangenis zat een vrouw die Helene Schindler heette. Dokter Sopp wist dat ze geen familie van Oskar was, maar dat haar man wel wat geld in Emalia had geïnvesteerd. Ze had twijfelachtige Arische papieren. Sopp hoefde niet te zeggen dat dit voor mevrouw Schindler een vrachtwagenritje naar de Chujowa Górka betekende. Maar als Oskar een bepaald bedrag zou fourneren, zei Sopp, was de dokter bereid een medisch attest af te geven waarin stond dat men mevrouw Schindler, gezien haar conditie, voor onbepaalde tijd in Marienbad, in Bohemen, moest laten kuren. Oskar ging naar het kantoor van Sopp, waar hij ontdekte dat de dokter vijftigduizend zloty voor het attest vroeg. Het had geen zin een discussie aan te gaan. Na driejaar praktijk kon een man als Sopp tot op enkele zloty's nauwkeurig zeggen hoe hoog de prijs voor gunsten was. In de loop van de middag haalde Oskar het geld op. Sopp wist dat hij dat kon, wist dat Oskar het type was om ergens zwart geld te hebben, geld waarvan de geschiedenis niet was opgetekend. Voordat Oskar betaalde stelde hij enkele voorwaarden. Hij zou met dokter Sopp mee naar de Montelupich moeten om de vrouw uit haar cel te halen. Hij zou haar zelfbij gemeenschappelijke vrienden in de stad afleveren. Sopp maakte geen bezwaar. Onder een kaal lichtpeertje in de ijskoude Montelupich kreeg mevrouw Schindler haar kostbare document overhandigd. Een nauwgezetter mens, iemand die als een boekhouder dacht, had zichzelf misschien redelijkerwijze voor zijn moeite kunnen belonen van het geld dat Sedlacek uit Boedapest had meegebracht. Alles bij elkaar zou Oskar bijna honderdvijftigduizend Reichsmark overhandigd worden, in koffers met dubbele bodems en in de voering van kleren naar Krakau vervoerd. Maar Oskar heeft, deels omdat zijn gevoel voor geld (aan hem of door hem verschuldigd) zo onnauwkeurig was, deels vanwege zijn eergevoel, al het geld dat hij ooit van Sedlacek heeft gekregen aan zijn joodse contactpersonen doorgegeven, behalve het bedrag dat hij aan de cognac voor Amon besteedde. Het ging niet altijd van een leien dakje. Toen Sedlacek in de zomer van '43 met vijftigduizend Reichsmark in Krakau aankwam, waren de zionisten binnen Plaszów bang dat het weleens doorgestoken kaart kon zijn. Oskar benaderde eerst Henry Mandel, een lasser in de metaalwerkplaats van Plaszów en lid van
Hitachdoet,
een zionistische jeugd- en arbeidsbeweging. Mandel wilde het geld niet aanraken. Kijk, zei Schindler, ik heb er een brief in het Hebreeuws bij, een brief uit Palestina. Maar als het doorgestoken kaart was, als Oskar was gecompromitteerd en gebruikt werd, had hij vanzelfsprekend een brief uit Palestina. En wanneer je niet genoeg brood voor het ontbijt had, was het een heel bedrag om aangeboden te krijgen: vijftigduizend Reichsmark - honderdduizend zloty. Dat aangeboden krijgen om naar eigen inzicht te besteden - dat was gewoon niet geloofwaardig. Daarop probeerde Schindler het geld, dat daar binnen de omheining van Plaszów in de kofferruimte van zijn auto lag, door te geven aan een ander lid van Hitachdoet, een vrouw genaamd Alta Rubner. Deze had, via gevangenen die in de kabelfabriek werkten en via enkele Polen in het Poolse gevangenenkamp, contacten met de ondergrondse in Sosnowitz. Misschien, zei ze tegen Mandel, zou 't het beste zijn de hele zaak naar de ondergrondse te verwijzen en die de herkomst van het geld dat Herr Oskar Schindler aanbood te laten bepalen. Oskar bleef proberen haar te overreden en verhief, onder dekking van de ratelende naaimachines van Madritsch, zijn stem tegen haar. 'Ik kan u met mijn hele hart garanderen dat dit geen val is!'
Met mijn hele hart.
Precies het sentiment dat je van een
agent provocateur
zou verwachten! Maar nadat Schindler was weggegaan en Mandel had gesproken met Stern, die de brief authentiek verklaarde, en daarna weer met het meisje had overlegd, werd besloten het geld toch aan te nemen. Ze wisten nu echter dat Oskar er niet mee terug zou komen. Mandel ging naar Marcel Goldberg op het administratiekantoor. Goldberg was ook lid van Hitachdoet geweest, maar nadat hij de administratieve kracht was geworden die voor lijsten moest zorgen - voor arbeidslijsten en transportlijsten, voor de lijsten van levenden en doden -was hij steekpenningen gaan aannemen. Mandel kon echter wel druk op hem uitoefenen. Een van de lijsten die Goldberg kon opstellen - waar hij althans namen aan kon toevoegen of van afhalen -was de lijst van degenen die naar Emalia gingen om schrootmetaal op te halen voor gebruik in de werkplaatsen van Plaszów. Vanwege de vroegere vriendschap en zonder te hoeven onthullen waarom hij een bezoekje aan Emalia wilde brengen, werd Mandel op déze lijst gezet. Maar toen hij in Zablocie aangekomen en uit het schrootcommando geglipt was om naar Oskar toe te gaan, was hij in het voorkantoor door Bankier tegengehouden. Herr Schindler had het te druk, zei Bankier. Een week later was Mandel terug. Weer wilde Bankier hem er niet in laten om Oskar te spreken. De derde keer was Bankier duidelijker. Wilt u dat zionistische geld hebben? Eerst wilde u het niet hebben, en nu wel. Maar u krijgt het niet. Zo gaat het in het leven, meneer Mandel! Mandel knikte en vertrok. Hij vermoedde ten onrechte dat Bankier al minstens een deel van het geld had gestolen. In werkelijkheid was Bankier gewoon voorzichtig. Het geld kwam uiteindelijk toch in handen van zionistische gevangenen in Plaszów terecht, want Alta Rubners ontvangstbewijs voor de contanten werd door Sedlacek bij Springmann bezorgd. Het bedrag schijnt gedeeltelijk te zijn gebruikt voor bijstand aan joden die uit andere steden dan Krakau afkomstig waren en dus geen plaatselijke hulpbronnen hadden. Of de gelden die Oskar kreeg en die door hem werden doorgegeven voornamelijk aan voedsel werden besteed, zoals Stern het liefst had gezien, of grotendeels aan het ondergrondse verzet - de aanschaf van passen of wapens - is een kwestie die Oskar nooit heeft onderzocht. Niets van dat geld werd echter gebruikt om mevrouw Schindler uit de gevangenis vrij te kopen of om het leven van mensen als de gebroeders Danziger te redden. Evenmin werd het geld van Sedlacek gebruikt ter vervanging van de omkoopsom in de vorm van dertigduizend kilo emailwaren die Oskar in de loop van 1943 aan hoge en lage SS-officieren zou uitgeven om hen ervan te weerhouden de sluiting van het Emalia-kamp aan te bevelen. Niets ervan werd besteed aan het zestienduizend zloty kostende gynaecologische instrumentarium dat Oskar op de zwarte markt moest kopen toen een van de meisjes van Emalia zwanger raakte - zwangerschap betekende natuurlijk zonder meer een enkele reis Auschwitz. Ook werd er niets van gebruikt voor de aankoop van de kapotte Mercedes van Untersturmführer John. Toen Oskar een verzoek om overbrenging van dertig mensen uit Plaszów naar Emalia indiende, bood John hem tegelijkertijd de Mercedes te koop aan. De auto, op de ene dag voor twaalfduizend zloty door Oskar gekocht, werd de volgende dag door Leo Johns vriend en medeofficier Untersturmführer Scheidt gevorderd voor gebruik bij de aanleg van veldschansen aan de buitenkant van het kamp. Misschien gaan ze aarde in de kofferruimte vervoeren, zei Oskar bij de maaltijd woedend tegen Ingrid. Bij een latere informele verantwoording van het incident gaf hij als commentaar dat hij blij was voor beide heren iets te hebben kunnen doen.

 

26

 

Raimund Titsch verrichtte betalingen van een andere orde. Titsch was een rustige, klerkachtige Oostenrijkse katholiek die mank liep, volgens sommigen ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog, volgens anderen ten gevolge van een ongeluk in zijn jeugd. Hij was tien of meerjaar ouder dan Amon of Oskar. Binnen het kamp Plaszów leidde hij de uniformenfabriek van Julius Madritsch, een bedrijf met drieduizend naaisters en technici. Hij betaalde onder meer door middel van zijn schaakwedstrijden met Amon Goeth. Het administratiegebouw was telefonisch met de fabriek van Madritsch verbonden, en Amon belde Titsch vaak voor een partij schaak naar zijn kantoor toe. De eerste maal dat Raimund tegen Amon had gespeeld was de partij in een half uur geëindigd, en niet in het voordeel van de Hauptsturmführer. Titsch, met het ingehouden en niet zo triomfantelijke 'Mat!' op zijn lippen verstervend, was verbluft geweest dat Amon zich zo had opgewonden. De commandant had zijn jas en pistoolkoppel gegrepen, aangetrokken en omgegespt, en zijn pet op zijn hoofd geramd. Raimund Titsch geloofde ontzet dat Amon van plan was naar het wagonspoor te gaan en een gevangene uit te zoeken om voor zijn, Raimund Titsch', kleine schaakoverwinning te tuchtigen. Sinds die eerste middag was Titsch een nieuwe koers ingeslagen. Nu kon hij er wel drie uur over doen om van de commandant te verliezen. Wanneer degenen die in het administratiegebouw werkten Titsch de Jerozolimska op zagen hompelen om die schaakplicht te vervullen, wisten ze dat de middag er minder krankzinnig door zou zijn. Een bescheiden gevoel van veiligheid breidde zich dan van hen naar de werkplaatsen en zelfs naar de ongelukkige wagonduwers uit. Maar Raimund Titsch speelde niet alleen preventief schaak. Onafhankelijk van Sedlacek en de door Oskar naar Plaszów gebrachte man met de kleinbeeldcamera was Titsch foto's gaan nemen. Nu eens vanuit zijn kantoorraam, dan weer vanuit de hoeken van werkplaatsen fotografeerde hij de gevangenen in gestreepte uniformen bij het wagonspoor, het uitdelen van brood en soep, het graven van afvoergreppels en bouwputten. Enkele van die foto's van Titsch zijn waarschijnlijk van de clandestiene broodvoorziening aan het atelier van Madritsch. Raimund heeft zeker, met toestemming en geld van Julius Madritsch, zelf ronde bruine broden gekocht en per vrachtwagen onder balen vodden en rollen stof in Plaszów afgeleverd. Titsch fotografeerde hoe men ronde rogge haastig van hand tot hand de opslagruimte van Madritsch in bracht, aan de van de torens afgewende kant en van de hoofdtoegangsweg afgeschermd door de massa van de bedrijfsruimten van het kamp. Hij fotografeerde de SS'ers en de Oekraïeners marcherend, bij het spel, bij het werk. Hij fotografeerde een werkploeg onder toezicht van ingenieur Karp, tegen wie ze kort daarna de moordhonden zouden ophitsen, die zijn ene dij openscheurden en zijn geslachtsdelen afrukten. Met een overzichtsfoto van Plaszów gaf hij een indruk van de omvang van het kamp, van de troosteloosheid ervan. Hij schijnt op Amons zonterras zelfs close-ups te hebben genomen van de commandant, rustend in een ligstoel, een stoere Amon die nu in de buurt kwam van de honderdtwintig kilo waarbij de pasaangekomen SS-arts Blancke zou zeggen: 'Genoeg, Amon; je moet wat gaan afvallen.' Titsch fotografeerde Rolf en Ralf rennend en zonnend, en Majola terwijl ze een van de honden bij de halsband vasthield en deed of ze het leuk vond. Hij nam Amon ook in volle majesteit op zijn grote witte paard. In de tijd dat de filmpjes werden volgeschoten liet Titsch ze niet ontwikkelen. Als archief waren ze in rolvorm veiliger en draagbaarder. Hij verborg ze in een stalen kistje in zijn Krakause woning. Daar bewaarde hij ook een aantal van de spullen die de joden van Madritsch nog over hadden. In heel Plaszów waren wel mensen te vinden die nog een laatste schat hadden, iets om op het moment van het grootste gevaar aan te bieden aan de man met de lijsten, de man die de deuren van de veewagons opende en sloot. Titsch begreep dat alleen de wanhopigen spullen bij hem deponeerden. Die minderheid van de gevangenen die ergens in Plaszów een verborgen voorraad ringen en horloges en sieraden had kon wel buiten hem. Die dreven regelmatig handel om gunsten en genotmiddelen te verkrijgen. Maar in dezelfde bergplaats als de foto's van Titsch kwamen de laatste rijkdommen van een stuk of tien families terecht - de broche van tante Janka, het horloge van oom Mordche. In feite had Titsch, toen het bewind over Plaszów ten einde was, toen Schemer en Czurda waren gevlucht en de keurige dossiers van het SS-Wirtschafts- und Verwaltungshauptamt in vrachtwagens gepakt en als bewijsmateriaal weggevoerd waren, er geen behoefte aan de foto's te ontwikkelen, en alle reden om het niet te doen. In de dossiers van
odessa
, het naoorlogse geheime genootschap van oud
-SS
'ers, stond hij waarschijnlijk als verrader vermeld. Want het feit dat hij de mensen van Madritsch van zo'n dertigduizend broden had voorzien en ook nog van vele kippen en enkele kilo's boter, en dat hij om zijn menslievendheid door de Israëlische regering was gehuldigd, had enige publiciteit in de pers gekregen. Sommige mensen uitten dreigementen en sisten hem toe wanneer hij in Wenen over straat liep. 'Jodenlikker.' Dus zouden de filmpjes van Plaszów twintig jaar lang in de grond van een plantsoen in de buitenwijken van Wenen liggen, waar Titsch ze had begraven en waar ze wel eeuwig hadden kunnen blijven, terwijl de emulsie met de duistere, geheime beelden van Amons geliefde Majola, zijn moordhonden, zijn naamloze slaven uitdroogde. Het kon daarom misschien als een soort triomf voor de bevolking van Plaszów worden beschouwd toen een Schindler-overlevende (Leopold Pfefferberg) in november 1963 het kistje met inhoud in het geheim voor ongeveer veertienhonderd gulden van de aan een dodelijke hartziekte lijdende Raimund Titsch kocht. Zelfs toen wilde Raimund dat de rolletjes pas na zijn dood werden ontwikkeld. De anonieme schaduw van
odessa
boezemde hem meer angst in dan de namen Amon Goeth, Schemer en Auschwitz in de tijd van Plaszów hadden gedaan. Na zijn begrafenis werden de filmpjes ontwikkeld. Bijna alle foto's waren gelukt.

 

Niet één van die kleine groep Plaszów-gevangenen die Amon en het kamp zelf zouden overleven, zou ooit iets belastends over Raimund Titsch te zeggen hebben. Maar hij was nooit het type waaromheen mythologieën ontstonden. Oskar wel. Onder de overlevenden gaat een uit eind 1943 stammend verhaal over Schindler, met de geladen opwinding van een mythe. Want bij een mythe is het punt niet of hij al dan niet waar is, en ook niet of hij waar zou móéten zijn, maar dat hij op de een of andere manier waarder dan de waarheid zelf is. Door naar zulke verhalen te luisteren kan men zien dat, terwijl Titsch misschien de goede kluizenaar was, Oskar voor de mensen van Plaszów een kleine reddingsgod was geworden, met een dubbel gezicht - op z'n Grieks - zoals iedere kleine godheid, en met alle menselijke gebreken begiftigd, met vele handen, met geraffineerde machtsmiddelen, en in staat tot ongemotiveerde maar zekere redding. Eén verhaal betreft de tijd dat de SS-politiechefs onder druk stonden om Plaszów te sluiten, omdat het bij de Rüstungsinspektion als efficiënt werkend industriecomplex niet hoog stond aangeschreven. Helen Hirsch, de dienstbode van Goeth, kwam vaak officieren, dinergasten, tegen die de gang of de keuken van de villa in waren gelopen om even hoofdschuddend aan Amon te ontsnappen. Een SS-officier genaamd Tibritsch was in de keuken verschenen en had tegen Helen gezegd: 'Weet hij soms niet dat er mannen zijn die hun leven geven?' Hij bedoelde natuurlijk aan het oostfront, niet daar in de duisternis van Plaszów. Officieren met een minder keizerlijk leven dan Amon werden woedend of, misschien nog gevaarlijker, jaloers door wat ze in de villa zagen. Volgens de legende was het op een zondagavond dat generaal Julius Schindler persoonlijk Plaszów bezocht om te beslissen of het bestaan ervan reële waarde voor de oorlogsinspanning had. Het was een vreemd tijdstip voor een bezoek van een hoge bureaucraat aan een fabriek, maar misschien was de Rüstungsinspektion, met het oog op de gevaarlijke winter die aan het oostfront aanbrak, wanhopige werktijden aan het maken. De inspectie was voorafgegaan door een maaltijd in Emalia, waarbij wijn en cognac hadden gevloeid, want Oskar was net als Bacchus een godheid van het Dionysische soort. Door de maaltijd verkeerde het inspectiegezelschap dat in de Mercedessen naar Plaszów reed in een niet geheel professioneel-afstandelijke stemming. Met deze bewering gaat het verhaal voorbij aan het feit dat Schindler en zijn officieren allemaal productiedeskundigen en ingenieurs waren, met een al bijna vier jaar oude afstandelijke instelling. Maar Oskar was wel de laatste die zich daardoor zou laten imponeren. De inspectie begon bij de kledingfabriek van Madritsch. Die was het paradepaardje van Plaszów. In 1943 waren er ruim twintigduizend Wehrmacht-uniformen per maand geproduceerd. Maar het was de vraag of Herr Madritsch er niet beter aan zou doen Plaszów maar te vergeten en zijn kapitaal te besteden aan uitbreiding van zijn beter renderende en voorziene Poolse fabrieken in Podgórze en Tarnów. De wrakke toestanden in Plaszów vormden geen stimulans voor Madritsch of andere investeerders om over te gaan tot het installeren van het soort machinerie die een technisch geavanceerde fabriek zou moeten hebben. Het officiële gezelschap was net aan zijn inspectie begonnen toen alle lichten in alle werkplaatsen uitvielen, doordat de elektrische stroom door vrienden van Itschak Stern in de generatorloods van Plaszów werd verbroken. Bij de handicaps van drank en indigestie die Oskar de heren van de Rüstungsinspektion had bezorgd voegden zich nu nog de beperkingen van slecht licht. De inspectie werd in feite bij zaklantaarnlicht voortgezet, en de machines op de banken bleven buiten werking, zodat de professionele gevoelens der inspecterenden minder werden geprovoceerd. Terwijl generaal Schindler langs de lichtstraal van een zaklantaarn naar de persen en draaibanken in de metaalfabriek tuurde, wachtten dertigduizend Plaszówianen rusteloos in stapelbedden zijn woord af. Zelfs op de overladen lijnen van de Ostbahn, wisten ze, was de hogere technologie van Auschwitz maar enkele uren reizen naar het westen. Ze begrepen dat ze van generaal Schindler geen mededogen als zodanig konden verwachten.
Produktie
was zijn specialiteit. Wat hem betrof moest
Produktie
een allesoverheersende waarde zijn. Door de maaltijd van Schindler en de elektrische storing werden de bewoners van Plaszów, volgens de mythe, gered. Het is een genereuze fabel, want in feite zou maar een tiende van de mensen van Plaszów op het laatst nog in leven zijn. Maar Stern en anderen zouden later met het verhaal geuren, en de meeste details ervan kloppen waarschijnlijk wel. Want wanneer Oskar niet wist hoe hij functionarissen moest behandelen, placht hij zijn toevlucht tot drank te nemen, en het trucje om hen in duisternis te dompelen zal bij hem wel in de smaak zijn gevallen. 'Je moet niet vergeten,' zei een jongen die later door Oskar werd gered, 'dat Oskar een Duitse kant had, maar ook een Tsjechische. Hij was de brave soldaat Schwejk. Hij hield ervan het systeem in de war te sturen.' Het is onaardig tegenover de mythe om te vragen wat de veeleisende Amon Goeth dacht toen de lichten uitgingen. Misschien was hij, zelfs op het letterlijke niveau, dronken of uit eten. Het is de vraag of Plaszów bleef voortbestaan doordat generaal Schindler door zwak licht en een door alcohol verzwakt gezichtsvermogen werd misleid, of dat het bestaan ervan werd verlengd omdat het zo'n uitstekende bewaarplaats was tijdens de weken waarin het eindpunt Auschwitz-Birkenau overvol zat. Maar het verhaal zegt meer over de verwachtingen die de mensen van Oskar hadden dan over het vreselijke kamp Plaszów of het uiteindelijke lot van de meeste bewoners ervan.

Other books

Hell to Pay by Garry Disher
Tarnished Honor by J. Lee Coulter
Voyager: Travel Writings by Russell Banks
The Franchise by Gent, Peter
To Protect His Mate by Serena Pettus
44 Book Four by Jools Sinclair