Read Geheime oorlogen Online

Authors: Gordon Thomas

Tags: #Non-Fictie, #Wierook22

Geheime oorlogen (44 page)

BOOK: Geheime oorlogen
3.49Mb size Format: txt, pdf, ePub
ads

De zaak kwam in een stroomversnelling toen een tienerjongen in een hooischuur door het hoofd was geschoten. Het was gebeurd nadat
MI
5 door de politie van Ulster was getipt dat dit een ontmoetingsplek voor
IRA
-handlangers betrof en hier afluisterapparatuur had geplaatst. Stalker wilde controleren of er op de bandopname inderdaad schoten te horen waren en ook de stemmen van degenen die de jongen hadden gedood, zoals werd beweerd. Maar in de zoektocht naar de band werd hem voortdurend de voet dwars gezet. Toen hij ten slotte aanklopte bij Christopher Curwen, ontkende de directeur-generaal van
MI
5 ten stelligste enige betrokkenheid van de veiligheidsdienst. Kort daarop werd Stalkers onderzoek stopgezet en nam hij afscheid van de politie, waarna hij zijn pensioen aanvulde door te verschijnen in tv-reclames voor dubbele beglazing. Later werd hij een van de vele rechercheurs die onderzoek deden naar de dood van prinses Diana en haar minnaar, Dodi Al-Fayed. Met dezelfde snelheid als die het koppel fataal was geworden, reed ook hij de route. Stella Rimington, die als ‘K’ op de hoogte was van de activiteiten van
MI
5 in Noord-Ierland, maakte in haar memoires,
Open Secret
, geen gewag van het Stalkeronderzoek.

Ook al bleef de
IRA
voor
MI
5 een hoofdzakelijk binnenlands probleem, wereldwijd nam het internationaal gerichte terrorisme toe. Londen groeide steeds meer uit tot het hoofdkwartier van extreme islamitische predikanten die zich via een netwerk van organisaties stortten op het verspreiden van de haat: haat jegens Israël, Amerika, het Westen en alle democratieën die vrijheid en tolerantie hoog in het vaandel hadden – juist die idealen die deze extremisten een platform hadden geboden.

Labourpremier Harold Wilson genoot binnen
MI
5 een niet-aflatend wantrouwen. In zijn dossier werd hij omschreven als een ‘
gevaarlijke socialist die banden onderhoudt met een Oost/West-handelsorganisatie’, en onder zijn trouwste bondgenoten bevond zich ook ‘een aantal uitgeweken Oost-Europese zakenlieden’. De gastvrijheid die Wilson de zakenlieden uit het Midden- en Verre Oosten had verleend, met hun royale kapitaalinjecties in de Britse economie, had de vaak nauwelijks verholen achterdocht alleen maar versterkt.

Al snel puilden de moskeeën uit van islamitische fundamentalisten die elders wegens terroristische activiteiten werden gezocht. De regeringen van Frankrijk, Algerije, Egypte, Jordanië, Saoedi-Arabië en de
VS
huurden dure advocaten in om voor het hooggerechtshof van Londen te bepleiten dat deze terroristen werden uitgezet naar de onderhavige landen om zich daar voor de rechter te verantwoorden. De advocaten van de beklaagden wisten telkens opnieuw met succes een uitlevering tegen te houden op grond van het gevaar dat hun cliënten liepen op vervolging en uiteindelijk de dood.

Aan het groeiende pantheon van moslimhelden en denkers in de moskeeën kon inmiddels een nieuwe naam worden toegevoegd. Deze nieuwkomer, wiens naam tijdens het vrijdaggebed werd genoemd, was de zoon van een ongeschoolde arbeider uit de verarmde regio Hadramaut in Jemen. Hij was naar Saoedi-Arabië getrokken en was daar miljonair geworden toen de heersende Al-Saoed-familie zijn bouwbedrijf de opdracht gaf voor het onderhoud van de heilige plaatsen in Mekka. Er was genoeg geld om zijn zoon naar de gerenommeerde Azhar-universiteit in Caïro te sturen om daar de grote islamitische denkers te bestuderen. Bovendien had de jonge student het zakeninstinct van zijn vader geërfd en werd hij na zijn afstuderen senior manager bij het bedrijf van zijn vader. Terwijl de Saoedische prinsen hun geld in het mondaine Europa spendeerden, was de zoon van de aannemer naar Afghanistan vertrokken om de moedjahedien bij te staan in hun oorlog tegen het door Rusland gesteunde regime. Op zijn 23ste verjaardag was hij naar Pakistan getrokken en had hij een eigen rekruteringsbureau opgezet. Het was een zet die zijn toekomst zou bepalen. Hij noemde het Sijill Al-Qaida, ‘de basis van het fundament’, maar het werd al snel bekend als Al-Qaida. De stichter heette Osama Bin Laden.

De ontvoering van William Buckley had Casey met een ongeëvenaarde crisis opgezadeld. In korte tijd had hij twee standplaatshoofden verloren, iets wat zelfs de
CIA
op het dieptepunt van de Koude Oorlog niet was overkomen. Hij nam de telefoon ter hand en belde Duff op
zijn kantoor in Londen, Admoni op zijn hoofdkwartier in Tel Aviv en de inlichtingenhoofden van de Franse
DGSE
, de Duitse
BND
en
SISMI
, en de Italiaanse inlichtingen- en militaire veiligheidsdienst in Rome. Allen beloofden hun agenten in Beiroet te mobiliseren.

Een
NSA
-satelliet begon de steegjes van West-Beiroet in kaart te brengen, luisterde lokale telefoongesprekken af en uploadde alle informatie naar de computers van Fort George G. Meade, waar alles werd getranscribeerd, geverifieerd en gesorteerd op het Arabisch, de Farsi-dialecten van Iran en het Franse patois van Beiroet. Nog meer informatie was afkomstig van het Jaffee- en het Dayan-instituut van de universiteit van Tel Aviv, internationaal de twee belangrijkste evaluatiecentra voor terrorisme in het Midden-Oosten. Ariel Merari, hoofd van het centrum voor politiek geweld aan genoemde universiteit, vertelde de auteur: ‘We probeerden inzicht te krijgen in de gedachtegang van de ontvoerders, hoe ze door haat werden gedreven en waarom losgeld voor Buckley niets zou uithalen.’

Gedetailleerde informatie kwam uit een verrassende hoek. Koning Hoessein van Jordanië stuurde per koerier een rapport van zijn eigen inlichtingenhoofd, met een nauwkeurige beschrijving van hoe andere gijzelaars werden vastgehouden: geïsoleerd, geketend, het hoofd met een kap afgedekt en voortdurend van de ene ondergrondse cel naar de andere in West-Beiroet overgebracht. Prins Bandar Bin Sultan, de Saoedische ambassadeur in de Verenigde Staten, leverde een stratenplan van de stad maar waarschuwde dat elke reddingsoperatie zou mislukken.

Op 7 maart 1984, 52 dagen na Buckleys ontvoering, werd op de Amerikaanse ambassade in Athene een videoband bezorgd. Hierop was te zien hoe Buckley werd gemarteld. Het ontbreken van geluid maakte het alleen maar weerzinwekkender, alsook de manier waarop de camera’s inzoomden op Buckleys gefolterde lichaam. Voor zijn buik hield hij een document waarop
ZEER VERTROUWELIJK
te lezen viel, het bewijs dat zijn koffertje gevoelige informatie had bevat. Zijn gelaatsuitdrukking wees op sporen van drugs: hij keek duf uit zijn ogen en zijn mond hing slap. Ook vertoonden zijn polsen en hals rode schaafwonden, alsof hij met een touw of een ketting vastgebonden had gezeten.

Op 30 mei ontving de Amerikaanse ambassade in Rome de tweede video. Hierop was te zien dat Buckleys armen overal sporen van injectienaalden vertoonden. Zijn benen trilden en vertoonden spastische trekken. De martelingen hadden zijn centrale zenuwstelsel beschadigd,
waardoor hij de controle over zijn voeten kwijt was. Ondertussen smeekte hij te worden uitgeleverd, onder de garantie dat de Amerikaanse invloed uit Libanon zou verdwijnen en dat Washington Israël zou manen hetzelfde te doen.

Kopieën van het transcript van Buckleys woorden werden verstuurd naar minister van Buitenlandse Zaken George Shultz, vergezeld van een uitgebreid witboek opgesteld door Graham Fuller, een
CIA
-analist en Midden-Oostenspecialist. Volgens hem was een volledige terugtrekking door de
VS
of Israël ‘onpraktisch’, maar was het niet ondenkbaar dat Buckley vrij kon komen met Iran als bemiddelaar; de moellahs hadden meer wapens nodig om hun oorlog tegen Irak voort te zetten. Wapenleveranties konden dus de oplossing zijn.

Shultz ontbood de ambassadeur van Israël om de zaak te bespreken. De diplomaat vroeg tijd om met Tel Aviv te beraadslagen. Al na een paar uur kwam het antwoord: Israël zou geen bezwaar aantekenen wanneer Teheran de allermodernste wapens geleverd kreeg. Volgens Ari Ben-Menashe, die ervoor zorgde dat de wapens Iran binnenkwamen, was ‘Israël blij te zien hoe Iran en Irak doorgingen met elkaar op leven en dood te bevechten.’

Op 3 juni 1985, precies 444 dagen na zijn ontvoering, overleed Bill Buckley in een van de ondergrondse cellen in de wijk Basta van Beiroet na te zijn gestikt in longslijm als gevolg van een longontsteking.

De details omtrent zijn dood waren afkomstig geweest van de directeur van het Amerikaans universitair ziekenhuis in Beiroet, David Jacobsen, die zelf na zeventien maanden gevangenschap was vrijgelaten. ‘Buckley ijlde,’ vertelde hij Casey. ‘Er was slechts een lange, lange stilte. Ik heb hem niet zien sterven, hoewel hij in de cel naast de mijne zat, want mijn hoofd was afgedekt. Ik hoorde alleen maar dat zijn lichaam uit de cel werd weggesleept.’

Op 15 december 1986 stapte Casey zijn werkkamer op de zevende verdieping binnen. Zoals gewoonlijk bekeek hij wederom het dossier over Buckley. Meer dan eens had hij zich afgevraagd of hij inderdaad al het mogelijke had gedaan om hem te redden. Maar opeens viel Casey bewusteloos neer, het gevolg van een attaque veroorzaakt door een niet gediagnosticeerd lymfkliergezwel in zijn hersenen. Hij werd met spoed overgebracht naar het universitair ziekenhuis van Georgetown. Daar verscheen op 29 januari 1987 zijn onderdirecteur Bob Gates naast zijn bed.

‘Hallo, Bill.’
Casey mompelde iets onverstaanbaars. Gates vertelde dat hij het verzoek had gekregen hem een brief van president Reagan te overhandigen. Casey liet zich weer zakken in het kussen en zweeg. Gates bood aan hem de brief voor te lezen. Toen hij klaar was, stonden de tranen in Caseys ogen. Het was zijn ontslagbrief. Hij hoefde nog enkel zijn handtekening op de stippellijn te plaatsen. Casey was te zwak om de pen vast te kunnen houden.

‘Ach wat, laat ook maar zitten,’ zei Gates en stak de niet ondertekende brief weer bij zich.

De volgende dag bood Reagan Gates de post van interim-directeur van de centrale inlichtingendienst aan. Allebei wisten ze dat het geen permanente functie zou zijn. Gates had te innig met Casey samengewerkt. Reagan wilde een nieuwe man aan het roer. Gates zou vijf maanden interim-directeur zijn.

Op 6 mei 1987 overleed Casey als gevolg van een longontsteking na een hersenoperatie om zijn tumor te verwijderen. Hij had zijn land zes jaar en één dag gediend. President Reagan en voormalig president Nixon gingen vooraan in de rouwstoet.

Inmiddels was het Buckley-dossier naar het archief in het souterrain overgebracht. Het enige zichtbare bewijs van zijn diensten voor de
CIA
was een zilveren ster die de graveur van Langley in een muur van de lobby van het
CIA
-hoofdkwartier had geplaatst, naast die van anderen die tijdens actieve dienst het tijdelijke voor het eeuwige hadden verruild. Niet ver daarvandaan stond de marmeren plaquette met daarop de woorden van Johannes de Doper: Gij zult de waarheid verstaan en de waarheid zal u vrijmaken.

Toen hij op zijn eerste dag in Langley de inscriptie las, zo vertelde hij de auteur, ‘zette ik daar zo mijn vraagtekens bij. Echt.’

12

Nieuwe doelen

Het was half zeven ’s ochtends, november 1989. In het vroege ochtendgloren was nog slechts de top van het Washington Monument zichtbaar. Op de heuvel van de begraafplaats Arlington aan de overkant van de Potomac waren de grafstenen nog in duisternis gehuld. De twee mannen achter in de zwarte dienstauto kenden elk wel iemand die door oorlogsgeweld was omgekomen. De Oldsmobile had kogelvrije ramen, een gepantserde carrosserie en een mijnbestendige bodem. Alleen de officiële auto van de president van de Verenigde Staten beschikte over een gelijksoortige pantsering. De Oldsmobile hoorde bij de functie van hoofd van de geheime dienst.

De oudste van het tweetal, William Hedgcock Webster, bekleedde het ambt sinds maart 1987, toen president Reagan hem koos als vervanger van Casey. Vóór die tijd was de sober geklede, 64-jarige jurist in zijn geboorteplaats St. Louis, Missouri, openbaar aanklager en districtsrechter geweest en had hij negen jaar lang op onberispelijke wijze de
FBI
geleid. Voor de dienstdoende
FBI
-agent Edward Gunderson ‘was Webster zo brandschoon dat we hem Reglementenman noemden’. Webster wist dat er op die koude novemberochtend in Washington mensen ontwaakten die zich afvroegen hoelang hij nog in functie zou zijn bij de
CIA
.

Webster was het veertiende hoofd van de dienst, en hem wachtte een koude ontvangst in Langley. Hij betrad de lobby, passeerde de gewapende bewaking en wierp eerst nog een blik naar de plaquette van de apostel Johannes voordat hij in de voor hem gereserveerde lift stapte. Hij moet de vijandigheid die hij bij anderen opwekte hebben gevoeld. Door het hele gebouw werd hij gezien als de voormalige rechter die was gekomen om een vonnis te vellen over de overlevenden van Irangate binnen de geheime dienst.

De commissie-Tower, door president Reagan aangesteld om onderzoek
te doen naar de uitruil van ‘wapens tegen gijzelaars’, had geconcludeerd dat zijn regering wemelde van de incompetente lieden die op bijna criminele wijze te werk waren gegaan. Ze hadden immers toegestaan dat de
VS
door de deal met Iran in een kwaad daglicht waren gesteld. De ontdekking van de cruciale rol die Israël in de affaire had gespeeld, leidde tot een groeiend anti-amerikanisme in de hele moslimwereld en tot verbijstering bij de Europese bondgenoten; het beeld dat de wereld had van de regering-Reagan was ernstig aangetast.

Nadat de commissie-Tower had geoordeeld dat de
CIA
nauw betrokken was geweest bij geheime onderhandelingen met een gezworen vijand, Iran, daalde een inktzwarte schaduw neer over de dienst. Men had het land voorzien van vliegtuigladingen met de nieuwste Amerikaanse wapens, zogenaamd bestemd voor Israël; samengewerkt met de Joodse staat om de wapens naar Teheran te vliegen; en geheime betalingen georganiseerd naar Arabische sjacheraars,
fixers
, die werden omschreven als ‘behept met de morele inborst en sluwheid van zwerfkatten’. Er zouden na de moord op Buckley en het overlijden van Casey nog vijf jaar verstrijken voordat de laatste, door pro-Iraanse milities in Libanon vastgehouden gijzelaars werden bevrijd.

Ari Ben-Menashe, een van de Israëlische tussenpersonen in de Iran-affaire, herinnerde zich: ‘In Langley werd mij telkens weer verteld: “Ga je gang, laat de Iraniërs en Irakezen elkaar maar afmaken. Wij zullen jullie helpen om ze daarbij te helpen.” En dat is precies wat mijn vrienden bij de
CIA
hebben gedaan.’

BOOK: Geheime oorlogen
3.49Mb size Format: txt, pdf, ePub
ads

Other books

An Honorable Rogue by Carol Townend
Predator by Kartik Iyengar
Finding Miss McFarland by Vivienne Lorret
Flight from Berlin by David John