Nadat de gevangenis door een brandbom was getroffen, werd besloten om de afdelingen naar St. James’s Street midden in de Londense nachtclubwijk over te plaatsen. In de vroege ochtenduren moesten pierewaaiers regelmatig opzij springen voor motorkoeriers die archiefmateriaal kwamen brengen of dit weer terugbrachten naar Blenheim Palace. Tijdens de planning van de voorbereidingen voor de landingen in Normandië had een motorkoerier per ongeluk de flap van zijn zadeltas open laten staan, waardoor zeer geheime documenten langs zijn hele route op straat belandden. Een legertje politieagenten wist ze weer bijeen te rapen, waardoor niet één document verloren ging. De onfortuinlijke koerier werd echter overgeplaatst naar een Schotse buitenpost.
In de beginmaanden van de oorlog wist
MI
5 dertig Duitse spionnen
te ontmaskeren. Allemaal werden ze ondervraagd in Latchmere House, het speciaal ingerichte hoofdkwartier in het dorpje Ham Common, aan de rand van Londen. De riante victoriaanse villa die in de vorige oorlog dienst had gedaan als militair hospitaal, was nu de belangrijkste plek voor het ondervragen van vijandelijke spionnen, en ook hier was de leiding in handen van een ongebruikelijk type dat aan de vooravond van de oorlog zijn weg naar
MI
5 had weten te vinden.
Robin Stephens, rond de eeuwwisseling geboren in Egypte, was benoemd tot officier bij de Gurkha’s, het Nepalese eliteregiment van het Britse leger, befaamd om zijn strijdlust. Met zijn bulldogkin, monocle en stekeltjeshaar was Stephens gevreesd om zijn uitbarstingen en zijn talent om te vloeken in de zeven talen die hij allemaal even vloeiend sprak. Bovendien koesterde hij een diepgewortelde antipathie tegen Joden, homoseksuelen en Duitsers, in deze volgorde. Desalniettemin wist Petrie, doorkneed in de mores van het Britse rijk, maar al te goed dat Stephens de ideale man was om leiding te geven aan Latchmere House. Bovendien had Stephens nog een andere goede eigenschap: het goed kunnen inschatten van mensen, naar eigen zeggen verworven tijdens zijn jarenlang bestuderen van de complexe geesten van de Gurkha’s die onder zijn bevel hadden gestaan, en uit de werken van Freud en Jung.
Op zijn eerste werkdag in Latchmere House liet hij zijn personeel weten lichamelijk geweld tegen gevangenen niet te tolereren.
‘Het is onze taak om een spion psychologisch te breken, zijn geest te laten verkruimelen, om de brokjes te bestuderen, en mochten daar voor de oorlogsvoering nuttige eigenschappen bij zitten – zoals het talent om dubbelspion te worden – om zijn geest te hervormen. Degenen die niet beschikken over de kwaliteiten die we zoeken, eindigen aan de galg of voor een vuurpeloton in de Tower of London.’
Hij had zijn briefing afgesloten met een laatste opmerking die voor altijd in zijn
MI
5-dossier bewaard zou blijven. ‘Een spionnenbreker wordt geboren, niet gemaakt. Hij moet over bepaalde aangeboren eigenschappen beschikken: een onverzoenlijke haat jegens de vijand, een zekere agressiviteit in zijn werkwijze, een zekere achterdocht en vooral een niet-aflatende vastberadenheid om door de psychologische muur van een spion heen te breken, ook al is deze spion nog zo goed en ook al vergt het nog zo veel tijd. En verlies nooit je geduld. Maar toon geen ridderlijkheid, verlaag je niet tot roddels. Bied geen sigaretten aan. Een spion hoort te allen tijde op zwaardlengte te worden gehouden.’
Daarna was hij begonnen zijn woorden in daden om te zetten. Latchmere House werd omgeven door meerdere ringen van prikkeldraad. De celachtige kamers van de gevangenen waren van afluistermicrofoons voorzien. Het eten was eenvoudig. Om precies half tien ’s ochtends placht Stephens, na een voedzaam ontbijt en gekleed in zijn Gurkha-uniform van luitenant-kolonel, een cel binnen te marcheren. Met zijn monocle glimmend in het licht van het gloeipeertje aan het plafond begon hij de gevangene psychisch te ontleden. Eenmaal tevreden droeg hij de spion over aan anderen om hem tot een dubbelspion om te kneden. Soms vergde het dagen, zo niet weken voordat hij eindelijk wist dat iemand van nut kon zijn of naar de Tower kon worden afgevoerd.
Eddie Chapman, een kleine crimineel uit Londen en in de kraag gevat toen de Duitsers de Kanaaleilanden hadden veroverd, herinnerde zich zijn eerste confrontatie met Stephens na door de Abwehr naar Engeland te zijn teruggeknikkerd en zich prompt bij
MI
5 als dubbelspion te hebben aangemeld. ‘Zelfs als hij in de deuropening van de cel stond, waande je je in een rechtszaal. Ik moest opstaan en zijn vragen beantwoorden alsof hij een rechter was,’ zo vertelde Chapman de auteur. Op stekelige toon had Stephens de stilte doorbroken. ‘Ik bedoel dit niet dreigend, maar u bevindt zich in een cel van de Britse veiligheidsdienst, en het is onze taak om achter de waarheid te komen. Begrijpt u dat?’ Chapman begreep het. De rest van de oorlog was hij een van de succesvolste dubbelspionnen bij
MI
5.
Het harde regime in Latchmere House leidde tot verscheidene zelfmoorden onder de gevangenen. Vijftien spionnen bleken niet bestand tegen Stephens kruisverhoren en werden opgehangen of kregen de kogel in de Tower. Veertien gevangenen toonden zich bereid dubbelspion te worden om met hun Duitse zenders valse informatie naar Berlijn te verzenden. Als Operation Double Cross werd dit het startsein voor de internationale desinformatiestrategie. Ook gaf Petrie zijn goedkeuring aan een plan om met
RAF
-vliegtuigen het Kanaal over te steken en postduiven met valse informatie los te laten, in de hoop dat ze op duiventillen van Franse nazisympathisanten neerstreken en verwarring zouden stichten. Elke postduif die met zijn boodschap nog aan boord naar Engeland terugvloog, liep het risico te worden verslonden door een van de valken van de door
MI
5 aan de Engelse zuidkust opgezette Bird Interceptor Unit, onder leiding van lord Tredegar, een van de beste valkeniers van Engeland.
In juli 1941 drong William Donovan er bij president Roosevelt nogmaals op aan om een inlichtingendienst op te bouwen die alle berichten kon controleren die hij voortdurend ontving van zijn nauwe contacten bij
MI
5 en
MI
6. Duitsland had Europa overrompeld en Rusland als bondgenoot achter zich gekregen. Bereidde Hitler een Kanaaloversteek voor? Ook al werd er niet getwijfeld aan de weerstand die Engeland zou bieden, toch moest zowel Stewart Menzies als Petrie bekennen dat de mogelijkheid van een invasie niet kon worden genegeerd. Als Engeland viel, zou het de Royal Navy dan net zo vergaan als de Duitse vloot bij Scapa Flow, aan het eind van de Eerste Wereldoorlog? Of zou men in een van de havens van de Britse koloniën, zoals Zuid-Afrika of Australië, een veilig heenkomen zoeken? Stel dat Duitsland een langeafstandsbommenwerper had ontwikkeld die de Amerikaanse oostkust kon bereiken? Op al dit soort vragen hadden de Britse inlichtingendiensten voortdurend geruststellende antwoorden gegeven: Churchill zou zich niet overgeven; niets wees erop dat Duitsland over een machine beschikte waarmee de Atlantische Oceaan kon worden overgevlogen; de Royal Navy zou vanuit Britse havens blijven uitvaren om de scheepskonvooien, de vitale verbindingslijnen, vanuit Amerika te blijven beschermen. Was het niet tijd, drong Donovan er bij Roosevelt op aan, dat de
VS
over eigen inlichtingenofficieren ging beschikken om de president uit de eerste hand te kunnen inlichten?
Uiteindelijk gaf Roosevelt zich gewonnen. Donovan werd aangesteld als hoofd van het departement voor informatiecoördinatie (
COI
). Het was voor het eerst dat de Verenigde Staten over een civiele inlichtingendienst in vredestijd beschikten die alleen een militair doel had. Met zijn goedkeuring gaf Roosevelt openlijk aan dat Amerika zijn isolationisme de rug toekeerde, en zich niet langer afzijdig kon en mocht houden van wat er in Europa gebeurde. Bij
MI
5 en
MI
6 was men opgetogen over het nieuws, en de hoofden van de twee diensten mochten aanzitten bij Churchill. Op 7 december 1941, terwijl het
COI
nog in de embryonale fase verkeerde, zette Japan de aanval in op Pearl Harbor. Drie dagen later verklaarden Duitsland en Italië de
VS
de oorlog. Een jaar later werd het Office of Strategic Services opgericht om een spionageoorlog in Europa te ontketenen. Weer overheerste de vreugde bij
MI
5 en
MI
6, nu ze over een machtige bondgenoot beschikten die de missies op het Europese continent zou gaan ondersteunen.
Slechts een licht trekken van het linkerbeen wees op de klompvoet waarmee Allen Welsh Dulles was geboren. Ondanks correctieve in
grepen behield hij een afwijkende lichaamshouding. Bill Buckley, destijds bureauofficier bij het Directorate of Operations van de
CIA
en geleidelijk aan een gewaardeerd vertrouweling, vertelde dat Dulles op stille momenten tobde over zijn misvorming en zijn gezin had laten zweren hierover nooit met vreemden te spreken. Zijn vrouw, Clover Dulles, vertelde dat dit verzoek Allens intrede in de wereld van de geheimen had gemarkeerd. Met zijn licht voorovergebogen postuur en zijn borstelige wenkbrauwen leek Dulles op een hoogleraar. De rook die uit zijn bruyèrepijp opsteeg, vormde volgens insiders de eerste zichtbare aanwijzing voor zijn vermoedens van een lastige zaak. Was de rook wit, dan stond zijn conclusie nog niet vast; was zij zwart, dan was de zaak duidelijk. Onzin, had Dulles tegen Buckley gezegd, maar hij had de mythe stilzwijgend intact gelaten.
In 1943 was Dulles vijftig jaar oud. Hij was afgestudeerd aan Princeton en aan de George Washington-rechtenfaculteit, en had hij gewerkt voor de Amerikaanse diplomatieke dienst om daarna hoofdonderwijzer in India te worden. Daar ontwikkelde hij een blijvende afkeer van Groot-Brittannië en zijn koloniën. ‘Engeland kijkt neer op iedereen behalve zichzelf,’ zo schreef hij aan zijn broer John Foster Dulles, later minister van Buitenlandse Zaken. Allen Dulles keerde terug naar New York om zakenpartner te worden bij Sullivan & Cromwell, een van de meest gevierde advocatenbureaus van de stad en een bureau dat later William Donovans aandacht zou trekken. Allebei waren ze ervan overtuigd, zo ontdekten ze, dat de
VS
een eigen inlichtingendienst moest krijgen. Op een avond tijdens een etentje in Donovans penthouse op Upper Manhattan opperde deze dat Dulles het Amerikaanse geheime inlichtingenwerk in Europa kon leiden terwijl hij zelf de
OSS
zou blijven organiseren. Hij had vernomen dat Dulles al enige ervaring met het inlichtingenwerk had. Nadat Amerika bij de Eerste Wereldoorlog betrokken was geraakt, was hij door de regering naar Oostenrijk gezonden waar de bolsjewieken hun revolutie voorbereidden. Een van hen was Vladimir Iljitsj Lenin, die om een ontmoeting met Dulles had gevraagd. Die negeerde het verzoek en schoof Lenin als ‘tamelijk onbelangrijk’ terzijde. Jaren later zou Dulles met spijt bekennen: ‘Had ik Lenin toen gesproken, dan had ik de geschiedenis misschien een andere wending kunnen geven.’ Lenin keerde terug naar Rusland en ontketende de revolutie die de wereld wel degelijk heeft veranderd.
Desondanks voelde Dulles zich aangetrokken tot het vooruitzicht van een eenmansinlichtingendienst en in 1943 kwam hij aan in het
Zwitserse Bern, met een kredietbrief van een miljoen dollar van de Bank of America, een koffer met twee pakken, vijf overhemden en een extra paar aangepaste schoenen om zijn klompvoet te maskeren. Bovendien was daar het codeboek dat Donovan hem had meegegeven. Dulles sprak goed Duits en maakte er geen geheim van waarom hij naar Bern was gekomen. De Zwitsers lachten welgemoed, want zo gedroegen spionnen zich niet. Dulles had Bern niet alleen uitverkoren om het goede eten en de heerlijke wijnen, maar ook vanwege de jonge vrouwen daar. Hij had inmiddels een onverzadigbaar drift-leven ontwikkeld en heel wat New-Yorkse typistes hadden zijn bed gedeeld. In Bern was hij al even succesvol: menig
Mädchen
viel voor zijn charmes.
Zijn komst leidde echter tot ongerustheid bij het kleine buitenlandse, daar gedetacheerde inlichtingenwereldje. De Britse consul die tevens
MI
6-agent was, een Duitse Abwehr-agent die een boekhandel dreef en een Russische
NKVD
-agent die uitgerekend werkte als importeur van kaviaar, probeerden allen Dulles voor zich te winnen, in de hoop dat ze hem valse informatie konden voorzetten. Genietend van zijn schnaps en wildbraad in een van Berns restaurants hoorde hij geduldig hun verhalen aan en hield zich dermate van de domme dat het echt leek alsof hij erin tuinde.
Geholpen door zijn goede intuïtie, die hem geen windeieren zou leggen, deelde hij zijn informatie met het hoofd van de Zwitserse inlichtingendienst. Deze was zeer pro-Amerikaans en net zo afkerig van de Britse als van de Duitse spionnen die in zijn land opereerden. Toen de
OSS
zijn spionageoorlog in het bezette Europa begon, was Dulles de ideale man voor een sleutelrol bij sabotage- en spionageoperaties tegen het Derde Rijk. Dulles’ specialiteit was ‘zwarte’ propaganda. Hij maakte honderden verschillende pamfletten en documenten voor het Franse verzet om deze te verspreiden. Het Zwitserse hoofd hielp hem aan een drukker in Genève die over Duitse en Franse lettersoorten en papier uit beide landen beschikte zodat het allemaal niet van echt te onderscheiden viel. De operaties stichtten in het gehele Derde Rijk verwarring.
Dit was een leven dat helemaal op Dulles’ lijf geschreven was. Hij hoefde alleen aan Donovan te rapporteren, kon gaan en staan waar hij wilde en zijn vriendinnen of een mogelijke gegadigde voor zijn netwerk riant fêteren. In ruil daarvoor stuurde hij een stroom van gecodeerde telegrammen naar Washington, met volgens hem waardevolle informatie waar
MI
6 niet over beschikte. De gedachte ‘de Britten te
slim af te zijn’, zoals hij het later formuleerde, schonk hem bepaald voldoening. Geen wonder dus dat hij hoogst verbaasd was toen hij in april 1943 een gecodeerd telegram van Donovan ontving met de tekst: ‘Je werk wordt door het ministerie van Oorlog totaal niet serieus genomen.’ Een tweede telegram stelde het nog onverbloemder. ‘Weet dat jouw materiaal niet strookt met de berichten die we elders hebben ontvangen. Jouw informatie wordt nu lager ingeschaald dan welke andere bron dan ook. Het lijkt dus voor de hand te liggen om al jouw bronnen grondig na te trekken.’
Dulles was het slachtoffer geworden van
MI
6-manipulaties. Voor de Britse geheime inlichtingendienst was hij ‘een aangewaaide
Yankee-Doodle-dandy,
die wat het echte inlichtingenwerk betreft weinig te bieden heeft’. Nu Londen overspoeld werd met inlichtingendiensten van regeringen in ballingschap, was de heersende opvatting binnen
MI
6 dat een nieuwkomer als Dulles onvoldoende inzicht had in hoe deze levensgevaarlijke geheime oorlog gevoerd diende te worden. Twee jaar voordat de Verenigde Staten bij de oorlog betrokken waren geraakt, had
MI
6 in het bezette Europa al zijn eigen netwerk van spionnen en informanten opgebouwd. In een
MI
6-rapport viel te lezen: ‘Dulles lijkt zich te veel door kleine successen te laten leiden.’