Geheime oorlogen (17 page)

Read Geheime oorlogen Online

Authors: Gordon Thomas

Tags: #Non-Fictie, #Wierook22

BOOK: Geheime oorlogen
2.77Mb size Format: txt, pdf, ePub

Hier kwam in 1573 verandering in met de benoeming van sir Francis Walsingham door koningin Elizabeth als haar
principal secretary
, een soort minister. Hij was geknipt voor de invloedrijkste positie aan het hof. Al zijn hele werkzame leven had hij in geheimen gehandeld: de geheimen van ongeoorloofde liaisons onder hovelingen, de geheimen van omkopers en dieven, de geheimen van de koninklijke slaapkamer.
Bij zijn gestage klim op de koninklijke ladder had hij ze allemaal opgemerkt. Deze minister met het magere gezicht was dermate geobsedeerd dat hij alle correspondentie van zijn bureau verwijderde voordat hij iemand in zijn salon binnenliet. Ook liep hij op kousenvoeten door de paleisgangen om hovelingen in hun kamers te verrassen. Hij was de typische meesterspion in spe van de koningin.

Binnen enkele maanden na zijn aanstelling had Walsingham tientallen informanten geworven en hen een document laten ondertekenen dat de voorloper van de Official Secrets Act was. In ruil voor het uitvoeren van zijn orders werd hun koninklijke bescherming beloofd. Als eerste droeg hij hun op om in het binnenland katholieke families en priesters te bespioneren, want hij vermoedde dat ze een complot tegen Elizabeth smeedden. Al snel daarna reisden zijn agenten naar Frankrijk en Spanje om over de kracht van hun oorlogsvloten en legers te rapporteren. Dit vormde het fundament van het militaire inlichtingenwerk. Ook had Walsingham zijn binnenlandse spionnennetwerk uitgebreid zodat hij in elke stad, in elk dorp en gehucht spionnen had. Hun activiteiten leidden ertoe dat tientallen mannen en vrouwen op het hakblok van de beul belandden.

Met de nederlaag van de Spaanse Armada kwam er een einde aan buitenlandse bedreigingen tegen Groot-Brittannië en was er eigenlijk geen werk meer voor Walsinghams agenten. Velen van hen keerden terug naar hun oude stiel: stelen, chanteren en pooien. Na zijn spionageoperaties vrijwel geheel uit eigen zak te hebben betaald, stierf Walsingham in 1590, bijna bankroet. Ondanks al haar lof voor zijn ongetwijfelde triomfen, waaronder de ontdekking van een complot tegen Mary, de koningin der Schotten, toonde Elizabeth zich vrekkig in haar financiële bijdrage aan het onderhoud van Walsinghams netwerk.

Toen Oliver Cromwell in 1653 rijksvoogd van Engeland, Schotland en Ierland werd, stuurde hij eerst tientallen van zijn agenten naar het Europese vasteland om inlichtingen te vergaren over de militaire kracht van de oude vijand, het katholieke Spanje, om vervolgens een oorlog te beginnen die de Spanjaarden verpletterde. Hij verspreidde het bericht dat de overwinning te danken was aan uitstekende informatie, en zo werd Engeland beschouwd als het best geïnformeerde land ter wereld. Nergens waren Cromwells spionnen actiever dan in Ierland, waar hongersnood een enorme haat had gevoed jegens de Engelse landheren en de agenten die zij als spionnen hadden geworven. Later, toen de Fenians – leden van een Iers nationalistisch genootschap
– opkwamen in de jaren veertig van de negentiende eeuw, werden velen langs de weg opgehangen met een bord op de borst waarop stond dat ze een verrader waren.

Intussen had de regering in Londen het Secret Service Fund in het leven geroepen, dat tweehonderd jaar lang onbetwist zou blijven. Het geld werd echter verkeerd gebruikt: parlementsleden eigenden het zich wederrechtelijk toe om verkiezingscampagnes te bekostigen. Een Tory-premier, lord Bute, gebruikte tachtigduizend pond om
MP
’s om te kopen. Een andere premier, William Pitt, hield vol dat zijn regering het fonds nodig had om het hoofd te bieden aan de dreiging van een binnenlandse ontwrichting in navolging van de Franse Revolutie. Ondanks al zijn retoriek werd Pitt door slechts weinigen geloofd; in het land groeide het besef dat het financieren van inlichtingenwerk slechts een nieuwe manier voor politici was om zich aan corruptie te bezondigen.

Rond 1850 was het spionnennetwerk van de regering nog altijd gedecentraliseerd en ongestructureerd. Toen in 1883 de Fenians met bommen begonnen te werken en dit in 1885 escaleerde, was er geen inlichtingenorganisatie om de nieuwe geweldscampagne van de naar onafhankelijkheid strevende Ierse Republikeinen aan te pakken. Pas na de Boerenoorlog erkende het ministerie van Oorlog eindelijk de noodzaak van een goed georganiseerde geheime inlichtingendienst. De wijziging in 1911 van de Official Secrets Act uit 1889 – die de bewijslast bij de staat had gelegd – stelde dat iedere verdachte nu zijn of haar onschuld moest aantonen. Uit deze nieuwe wet zouden
MI
5 en
MI
6 ontstaan, beide met voldoende bevoegdheden die het parlement niet kon aanvechten.

De eerste directeur-generaal van
MI
5 was Vernon Kell. Zijn vader kwam uit een militair geslacht, en het leed geen twijfel dat ook zijn zoon de traditie zou volgen van eerst een opleiding aan Sandhurst en daarna dienen in het regiment van zijn vader, de South Staffordshires. Zijn moeder was echter vastbesloten dat de jongen vaardigheden zou leren die verder gingen dan dienen in het leger. Ze leerde hem Duits, Italiaans, Frans, Pools en Russisch, talen die hij vloeiend sprak toen hij zich bij het regiment voegde. Toen hij in 1900 op bezoek was in Ierland leerde hij Constance kennen, de dochter van een landeigenaar in Cork, en huwde haar. De astma waar hij al in zijn jeugd last van had gehad, was inmiddels verslechterd, en zijn werk als tolk in het regiment werd gehinderd door astma-aanvallen.

Al enkele maanden na zijn bruiloft werd Kell overgeplaatst naar China, waar hij in de Bokseropstand vocht. In 1904 keerde hij terug naar Engeland en werd om gezondheidsredenen overgeplaatst van de Staffordshires naar een bureaubaan op het ministerie van Oorlog. Zijn eerste verantwoordelijkheid was een onderzoek in te stellen naar de Irish Republican Brotherhood (
IRB
), de geheime militaire organisatie die uit de Fenian-beweging was ontstaan en opereerde aan de zijde van de Irish Parliamentary Party, de politieke groepering die zelfbestuur eiste. Tegelijkertijd had hij te maken met het tromgeroffel uit het Duitsland van Kaiser Wilhelm. Dit waren Kells eerste confrontaties met het inlichtingenwerk. Hij bleek aanleg te hebben voor het spionagevak, hoewel er inmiddels ook minder prettige trekken van zijn karakter waren komen bovendrijven: hij was arrogant, chauvinistisch en racistisch, karaktertrekken die je bij veel van zijn superieuren terugzag.

Zijn werk trok de aandacht van minister van Binnenlandse Zaken Winston Churchill, en kort na zijn 35ste verjaardag werd Kell het jongste afdelingshoofd op het ministerie van Defensie. De afdeling heette Military Operations Five, de voorloper van
MI
5. In een kamer op het ministerie deelden hij en zijn staf twee grote bureaus en een dossierkast. Kell beschikte over een jaarlijks budget van zevenduizend pond, destijds een aanzienlijk bedrag, om zijn negen man te betalen en contraspionageoperaties uit te voeren. Twee van zijn eigenschappen vielen bij Churchill in goede aarde: zijn groeiende overtuiging dat Duitse spionnen een steeds grotere bedreiging vormden voor de veiligheid van Groot-Brittannië en zijn inzicht in hoe de militaire bureaucratie werkte. ‘Hoe minder je superieuren weten, des te beter voor ons,’ herhaalde Kell onophoudelijk tegenover zijn staf. Hij vond dat de behoeften van de overheid altijd zwaarder moesten wegen dan mogelijke gevolgen van het spioneren op de privélevens van mensen. Met slechts beperkte middelen hield observeren echter weinig meer in dan iemand ‘in de gaten houden en volgen’, speelde vakkundigheid geen rol en was ‘informatiewaar’ niets meer dan door Kell ondertekende handgeschreven rapporten.

De Boerenoorlog van 1899-1902 had het Britse militaire establishment uit zijn victoriaanse zelfgenoegzaamheid wakker geschud en had zorgwekkende tekortkomingen aan het licht gebracht in zijn voorbereidingen voor een ander conflict, ditmaal tegen de militaire expansie van Kaiser Wilhelms troepen. Een bijkomende zorg was dat Duitsland ook naar Engeland kon uithalen door Ierland aan te vallen en
Londen te dwingen om meer troepen te sturen om zijn dichtstbijzijnde kolonie te verdedigen.

Tot de komst van
MI
5 viel informatie uit Ierland onder de verantwoordelijkheid van Scotland Yards Special Branch, dat vertrouwde op informanten die, net als de spionnen van Cromwell, aan de oostkust gesitueerde Engelse landeigenaren waren en hun arbeiders betaalden voor tips. Deze werden doorgespeeld aan de Britse ambassade in Dublin en gingen mee met de diplomatieke post naar het ministerie van Buitenlandse Zaken in Londen. Het ging onder andere om knipsels uit Ierse kranten en ‘interessante namen’ van passagiers op de nachtboot naar Groot-Brittannië.

Kells spionnen opereerden in een sfeer van toenemend nationalisme; een krant als de
Daily Mail
van lord Northcliffe vond een breed lezerspubliek voor zijn argumenten dat Duitsland een steeds grotere bedreiging vormde voor de suprematie van de Royal Navy, en de
Weekly News
bood iedere lezer tien pond, een bescheiden fortuin, die kon bewijzen dat hij een spion had gezien. Kell liet alle brieven naar de krant naar hem doorsturen. Al snel had hij een tweede dossierkast nodig. Dit was het begin van de Registry van
MI
5, maar de brieven leidden tot geen enkele arrestatie van een spion.

In 1914 had Kell inmiddels een archief opgebouwd van zestienduizend buitenlanders, onder wie elfduizend Duitsers. De Registry werd constant up-to-date gehouden zodat bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in augustus dat jaar er 37 Duitse verdachte agenten waren geïdentificeerd. Ook had de Registry een rol gespeeld in het eerste succes dat
MI
5 met contraspionage boekte.

Kell had een van zijn agenten aangewezen om sabotagecomplotten bij marinewerven te verijdelen. De verdenking viel op de Duitse journalist Max Schultz, die op de rivier bij Exeter een woonboot had gehuurd. Schultz bracht het grootste deel van de dag door met het lezen van plaatselijke kranten, het afleggen van bezoekjes aan de havens van Plymouth en Portsmouth en het fotokopiëren van artikelen voor een tijdschrift in New York waarvoor hij beweerde te werken. Niemand vermoedde dat Schultz een agent was van Gustav Steinhauer, de meesterspion van de keizer.

De prachtig besnorde Duitser had eerst gediend als privédetective voordat hij de persoonlijke lijfwacht van de keizer was geworden. Opererend vanuit een kantoor in het Pruisische Potsdam leidde Steinhauer een inlichtingenoperatie die zowel gewaagd als ingenieus was. Zijn doelen waren de havens van Londen en de marinewerven in
Plymouth en Portsmouth; dit waren de speerpunten van de Royal Navy. Vanhieruit, zo meende de keizer, zou het Britse antwoord op zijn oorlogsplannen komen. Om het Duitse opperbevel op de hoogte te houden had Steinhauer een complex verbindingssysteem opgezet. Duitsers die vóór de oorlog Groot-Brittannië bezochten, droegen zijn bevelen mee in brieven, die per post bij Schultz en andere geheim agenten in het land werden bezorgd; met een Engelse postzegel erop trokken de brieven immers geen aandacht. De spionnen hadden een namenlijst met daarop onder anderen obers, kappers en dienstmeisjes via wie ze met Steinhauer konden communiceren.

Voor iedere spion maakte hij een code om versleutelde informatie naar Potsdam te verzenden; de brieven werden naar namen en op adressen in Frankrijk en andere Europese landen bezorgd, vanwaar ze door Steinhauers andere spionnen naar hem werden doorgestuurd. Het systeem had altijd perfect gefunctioneerd, totdat Schultz meende dat zijn informatie zo dringend was dat hij deze rechtstreeks naar Steinhauer op de post deed, en dit uitgerekend op de dag dat een
MI
5-agent voor een routinecontrole naar Exeter kwam. Een klerk die de uitgaande post controleerde liet hem de envelop zien, en de agent nam deze mee terug naar Londen, waar hij werd geopend door Kell, die direct bevel gaf tot de arrestatie van Schultz. Uit angst dat hij wegens spionage de gevangenis in zou draaien kwam hij overeen om te collaboreren en legde hij uit hoe de code werkte. Het netwerk werd opgerold.

Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog leidde in Groot-Brittannië tot een spionagemanie. Geen politiebureau ontsnapte aan de dagelijkse meldingen over Duitse agenten die in de omgeving opereerden. Duivenmelkers werden ervan verdacht hun vogels te gebruiken om berichten naar Duitsland te vliegen. Op 14 september 1914 vertelde Basil Thomson (later sir Basil), hoofd van de Special Branch en doorgaans een man die zijn woorden met zorg uitkoos, de
Daily Mail
: ‘Het is zeker gevaarlijk om te worden gezien als je een duif voert. In een van de Londense parken is een buitenlandse wandelaar aangehouden, omdat iemand een duif had zien wegvliegen van de plek waar de man even had stilgestaan.’ Van geen enkele Duitse spion is bekend dat hij tijdens de oorlog een duif heeft gebruikt.

Dankzij Kells lobbywerk op het ministerie van Oorlog groeide
MI
5 uit van een groepje mannen tot 150 personen op de loonlijst, onder wie chemici die de geheimen van onzichtbare inkt konden ontrafelen, en de eerste cryptologen, die codes kraakten die lazen als zakelijke
telegrammen maar de argwaan hadden gewekt van censuurambtenaren. Na de bekentenis van een spion, Karl Lody, dat hij in Rotterdam zijn ‘brievenbus’ had, postte Kell met een nieuw budget van honderdduizend pond een agent in Nederland. Reizend met een gestolen Amerikaans paspoort was Lody Groot-Brittannië binnengekomen, en toen hij de volgende dag tekeningen maakte van de verdedigingswerken rondom de haven van Portsmouth werd hij gearresteerd. Op 6 november 1914 werd hij in de Tower van Londen geëxecuteerd door een vuurpeloton. In de maanden daarna zouden andere spionnen hem volgen, waarbij ze allemaal een blinddoek weigerden. In 1916 had Kell de infiltratiepogingen van Duitsland in de Britse inlichtingendiensten tot staan gebracht. In de resterende twee oorlogsjaren werden slechts vijf spionnen gevangengenomen en in de Tower geexecuteerd. De Registry van
MI
5 bevatte inmiddels 137.000 namen, waarmee dit het grootste archief van het koloniale rijk werd. Opgetekend werden niet alleen namen en adressen, maar ook persoonlijke gewoonten, bijzonderheden over het werk en burgerlijke status, alsmede de pub waar een man zijn pint dronk, de winkels waar een vrouw haar kleding kocht en welke school de kinderen bezochten. Samen met de details van andere overheidsinstanties werd het leven van een verdachte vanaf diens geboorte aldus te boek gesteld. Iemand kon naar India, Zuid-Afrika en de verste uithoeken van het rijk varen en binnen enkele maanden zouden de details van waar hij of zij was geweest en met wie hij of zij had verkeerd in de Registry vastgelegd zijn.

Other books

Player by DeLuca, Laura
Let Their Spirits Dance by Stella Pope Duarte
The Council of the Cursed by Peter Tremayne
Juilliard or Else by Reese, Nichele
Maybe in Another Life by Taylor Jenkins Reid
Ice Dreams Part 3 by Johns, Melissa
Hot Intent (Hqn) by Dees, Cindy