Geheime oorlogen (23 page)

Read Geheime oorlogen Online

Authors: Gordon Thomas

Tags: #Non-Fictie, #Wierook22

BOOK: Geheime oorlogen
13.82Mb size Format: txt, pdf, ePub

Bij aankomst gebruikte Philby een telefooncel om zijn contact in de Sovjetambassade een bericht over te brengen. Istanbul bleef een
centrum voor informatievergaring, met Russische en geallieerde agenten die via de kortegolf rapporteerden aan hun runners in Londen, Washington en Moskou.
MI
6 had er een team van zijn Radio Security Service gestationeerd om andere berichten af te luisteren. Na Philby’s komst volgde een reeks gecodeerde berichten van de Sovjetambassade naar Moskou over Volkovs verdwijning. Terwijl Philby in het bijzijn van collega’s omstandig pogingen ondernam om Volkov op te sporen, hield hij zijn Sovjetrunner op de hoogte van waar de diplomaat zich verscholen kon houden. Na een week stuurde hij Menzies een bericht: ‘Helaas geen spoor. Ik geef het op. En keer terug naar Londen.’

Dagen later maakte een militair transportvliegtuig van de Sovjets buiten de planning om een landing op de luchthaven Ankara en werd een zwaar in het verband zittende figuur op een brancard het toestel in gedragen. Konstantin Volkov was op weg naar Moskou, een wisse dood tegemoet. Kim Philby’s rol bij het uitleveren van Volkov aan zijn overmeesteraars zou nooit aan het licht komen.

In het dossier dat Philby naar Hollis had gezonden, werd ook gerept van een overloper. Igor Gouzenko was een 26-jarige klerk die op de Russische ambassade in Ottawa geheimschrift decodeerde. Toen hij met zijn zwangere vrouw dreigde te worden teruggeplaatst naar Moskou, was Gouzenko zich bewust van de hardvochtige omstandigheden thuis: de berichten die hij via zijn werk onder ogen kreeg, schilderden een beeld van bijna-verhongering en keihard politieoptreden. Gouzenko had besloten dat hij en zijn vrouw in Canada moesten blijven; in ruil daarvoor zou hij een aantal documenten aanbieden die hij juist voor zo’n noodsituatie zorgvuldig had verborgen. Hij hoopte dat ze, als ze gepubliceerd werden, de waarheid zouden onthullen achter de Sovjetpropaganda die de ambassade naar de media in Ottawa stuurde en waarin het leven in de Sovjet-Unie werd beschreven. Ook had hij een codeboek van de
GRU
meegestuurd met een lijst namen van Sovjetinformanten.

Gekleed in zijn confectiepak was de tengere klerk het kantoor van de
Ottawa Journal
binnengelopen om zijn verhaal aan te bieden. Ondanks zijn slechte Engels en zijn opgewondenheid trachtte Gouzenko de documenten die hij uit een boodschappentas opdiepte te vertalen. Hoe harder hij zijn best deed, hoe meer klonk als een van die zonderlingen die zich zo vaak bij krantenredacties melden. De verslaggever bracht hem koffie en stuurde hem weg. Woedend beende
Gouzenko naar het gebouw van het Canadese parlement en probeerde de minister van Justitie te spreken te krijgen. Opnieuw werd hij weggestuurd. Zichtbaar overstuur keerde hij terug naar huis. Daar hoorde hij zijn vrouw achter de voordeur van hun appartement brullen, terwijl de Russische militair attaché en twee andere diplomaten van de ambassade zich toegang trachten te verschaffen. Intussen had een buurman de politie gebeld. Er arriveerden twee agenten. Na hun vergeefse poging om Gouzenko over te halen met hen mee te gaan vertrokken de Russische diplomaten weer, maar in het politierapport werd wel melding gemaakt van hun aanwezigheid. Vanwege hun diplomatieke onschendbaarheid werd het rapport naar het hoofd van de plaatselijke veiligheidsdienst van de Royal Canadian Mounted Police doorgestuurd.

Deze zag wel in dat het tamelijk ongewoon was dat ‘drie Sovjetdiplomaten proberen de voordeur van een van hun personeelsleden in te trappen’ en stuurde de bijzonderheden door naar sir William Stephenson, die vanuit zijn werkkamer in New York toezag op alle inlichtingenoperaties van
MI
5 en
MI
6 in Noord-Amerika. Het hoofd van de veiligheidsdienst voegde eraan toe dat hij de documenten van Gouzenko had achtergehouden en dat de klerk en zijn vrouw voor hun veiligheid werden vastgehouden terwijl men vergaderde over hoe te reageren op de herhaalde verzoeken van de Russische ambassadeur om het paar uit te leveren, aangezien Gouzenko diplomatiek materiaal uit de ambassade zou hebben gestolen. Het was voldoende geweest om Stephenson te alarmeren, en hij was naar Ottawa gevlogen om Gouzenko te ondervragen. Vervolgens had hij Hollis gebeld met de mededeling dat ook hij naar Ottawa diende te komen.

Ook Stephenson behoorde tot het clubje rijke en invloedrijke mannen die zich aangetrokken voelden tot de duistere wereld van de spionage. Hij was een bekend amateurbokser – commentators zeiden dat hij wel beroeps had kunnen worden – maar hij had besloten zijn fortuin te maken in de industrie. Op bezoek in New York had hij William Donovan leren kennen. De Ier en de Schot merkten dat ze veel gemeen hadden, een passie voor sport en de subtiliteiten van de wet, en werden goede vrienden, niet in het minst omdat Donovan de persoonlijke advocaat van Stephenson was geworden. Toen Donovan terugkeerde van zijn bezoek aan Londen, dat overigens had geleid tot Amerika’s samenwerking met
MI
5 en
MI
6, hadden de twee mannen gedineerd in Donovans club in New York. Tijdens de lunch had Stephenson opgebiecht dat hij zich verveelde met ‘alleen maar geld ver-
dienen’. Waarop Donovan had voorgesteld dat hij misschien ‘iets spannenders’ zou kunnen overwegen. Vervolgens had hij de industrieel details onthuld over de deal die hij had geregeld tussen de Amerikaanse en Britse inlichtingendiensten. ‘Is er misschien nog een plekje vrij?’ had Stephenson gevraagd. Dat was er: binnen enkele dagen had Donovan Churchill overreed om Stephenson aan te stellen als coordinator tussen
MI
5 en
MI
6 enerzijds en het Amerikaanse
COI
, het Office of the Coordinator of Information, anderzijds.

Tegen de tijd dat Stephenson en Hollis elkaar troffen op de luchthaven was Gouzenko overgeplaatst naar het voormalige Special Operations Executive-kamp aan de oevers van het Ontariomeer. Hier waren Britse agenten opgeleid voor missies in nazi-Duitsland. Geheim agent Ivan Drake vertelde de auteur: ‘Het kamp was erop ingericht om iedereen die meende het werk bij
SOE
aan te kunnen vreselijke angst aan te jagen. Op de basis was er een afgeschermd terrein waar op verdachte dubbelagenten of spionnen bijzondere verhoortechnieken werden toegepast.’

Daar werd Gouzenko vastgehouden en onderworpen aan technieken waarbij hem slaap en voedsel werden onthouden en gedreigd werd dat hij aan de Sovjets zou worden uitgeleverd omdat hij onmiskenbaar probeerde valse informatie te verspreiden. Urenlang werd hij verhoord door Hollis, maar Gouzenko bleef bij zijn verhaal: de documenten waren niet vals, en hij zou samenwerken met zijn ondervragers als hij en zijn vrouw in Canada mochten blijven. Na een week concludeerde Hollis dat de codekraker de waarheid sprak en dat de documenten die hij had gestolen inderdaad authentiek waren.

Gouzenko werd herenigd met zijn vrouw en overgeplaatst naar een comfortabel schuiladres vlak bij Montreal; hij kreeg de codenaam Corby en hem werd asiel beloofd in Canada. Zijn echtgenote beviel later van een dochter. Gouzenko had inmiddels de identiteiten bevestigd van meer dan twintig
GRU
-agenten die in Canada opereerden en die in het codeboek vermeld werden. ‘Elli’ was Kathleen (Kay) Willsher, die in het archief van de Britse ambassade in Ottawa werkte, een positie die haar toegang bood tot vertrouwelijke veiligheidsdossiers over Canadese, Amerikaanse en Britse inlichtingenofficieren in Canada. Achter een andere alias ging iemand schuil die zelfs nog belangrijker was: ‘Alek’ verhulde de identiteit van Alan Nunn May, een Britse fysicus die had meegewerkt aan het Manhattanproject om de atoombom te ontwikkelen. Hij had zijn Russische runner heimelijk monsters doorgespeeld van de uraniumisotopen die cruciaal
waren voor het wapen, zo zou blijken. Na de oorlog werd Willsher veroordeeld tot drie jaar dwangarbeid en Nunn May tot tien jaar gevangenisstraf.

De vonnissen alarmeerden Washington en wekten het vermoeden dat er een deal was gesloten waarbij de twee spionnen de volle omvang van hun verraad zouden onthullen in ruil voor hun lichte straf en
MI
5 en
MI
6 aldus in staat zouden stellen gaten te dichten in hun interne veiligheid. Zelfs Donovan had er moeite mee om goed te praten dat Willsher en Nunn May waren ontsnapt aan het lot – een lange gevangenisstraf of zelfs de doodstraf – dat hun in Amerika had gewacht. Zijn vraag aan Stephenson luidde onomwonden: had een van de Britse inlichtingendiensten iets te verbergen? Stephenson beweerde van niet. Maar elders in Washington bleef men zich andere vragen stellen. Waarom hadden
MI
5 en
MI
6 het verraad van Nunn May en Willsher pas door toen een Russische klerk godzijdank de alarmbel luidde? Had men binnen de buitenlandse inlichtingendienst of de binnenlandse veiligheidsdienst iets weggemoffeld, niet alleen om de reputatie van beide diensten te beschermen maar wie weet vanuit een zelfs nog kwaadaardiger motief? Bevond zich binnen de Britse inlichtingendiensten nóg een Sovjetmol? En zo ja, tot hoever had hij toegang binnen de hiërarchie van een van beide diensten?

Binnen
MI
5 werd het verbreken van de Canadese ‘spionnenring’ beschouwd als een persoonlijke triomf voor Hollis. Kim Philby stuurde hem een felicitatiebriefje.

Na een waardige campagne te hebben geleid om te voorkomen dat de net gekozen Labour-regering
MI
5 en
MI
6 zou laten fuseren, nam David Petrie in 1946 ontslag als directeur-generaal van
MI
5. Het lukte hem echter niet om zijn tweede man, Jasper Harker, als zijn plaatsvervanger te laten benoemen. Harker was er niet in geslaagd om de nieuwe premier Clement Attlee ervan te overtuigen dat hij de eigenschappen bezat om de binnenlandse veiligheidsdienst te leiden. ‘Hij dient de technische kwaliteiten te hebben die vereist zijn voor het inlichtingenwerk. Hij moet een team individualisten kunnen aansturen die bezig zijn met belangrijk geheim werk. Tegelijkertijd moet hij zich terdege bewust zijn van de burgerrechten,’ aldus Attlee. Geknipt voor deze baan vond hij Percy Sillitoe, die voornamelijk bij de politie in Zuid-Afrika en Noord-Rhodesië (thans Zambia) carrière had gemaakt. In 1943 was Sillitoe aangesteld als hoofdcommissaris van politie te Kent. Zijn
MI
5-plaatsvervanger was Guy Liddell, die vanaf 1919

onder Kell had gediend en door zijn collega’s werd beschouwd als een uitstekende contraspionageofficier. Hoewel hij zelf geen homoseksueel was, gaf Liddell de voorkeur aan gezelschap dat dit wel was. Voor de puritein Attlee was het een ‘zeer betreurenswaardige’ keuze.

Liddells eerste indruk van Sillitoe was al even weinig vleiend. ‘Met zijn volkse gaatjesschoenen is hij net een boer die, na zijn jacht op stropers en kruimeldieven over de landweggetjes van Kent, een dagje uit is in Londen. Niet bepaald opgeleid voor serieus inlichtingenwerk,’ aldus Liddell tegen een vriend in het Chelsea Palais, een bekend trefpunt voor homo’s. Liddell begon Sillitoe voor joker te zetten door Latijnse uitdrukkingen en gecodeerde verwijzingen te gebruiken die zijn baas niet begreep. Later schreef Sillitoe: ‘Bij gelegenheid voelde ik me net een jongetje dat tegen zijn zin tot een besloten wereld was toegelaten.’ Deze woorden symboliseren het gebrek aan gezag over zijn personeel.

Winston Churchill en Franklin Roosevelt hadden tijdens de oorlog volop oog gehad voor informatievergaring. Roosevelts voornaamste belangstelling lag bij spionnen en geheime operaties, en hij hoorde het liefst Allen Dulles vertellen over
OSS
-operaties in Europa. Ook Churchill werd gegrepen door stoutmoedige verhalen en besefte maar al te goed wat voor cruciale rol Signals Intelligence (
SIGINT
) had gespeeld. Voor de mathematische vaardigheden om een code te breken had de premier een blijvende fascinatie; in de vroege uurtjes bestudeerde hij zittend in bed hoe een gecodeerde boodschap was gekraakt. ‘Veel leuker dan het oplossen van een kruiswoordraadsel,’ vond hij.

Roosevelts onverwachte overlijden in april 1945 had de toekomstige koers van de Amerikaanse inlichtingengemeenschap gewijzigd. ‘Had hij nog geleefd, dan had
FDR
de Amerikaanse inlichtingendienst in oorlogstijd
OSS
bijna met zekerheid niet opgedoekt voordat er eerst een vervangende dienst in vredestijd was opgericht,’ concludeerde inlichtingenanalist Christopher Andrew. Nog zekerder is dat Roosevelts opvolger Harry Truman zowel minder interesse had voor inlichtingen, alsook heel andere voorwaarden stelde aan hoe hij wilde dat zijn meesterspionnen opereerden.

Ook was Truman bezorgd over de uitbreiding van de bevoegdheden van de
FBI
tijdens de oorlog. In zijn eerste vergadering met J. Edgar Hoover, de directeur van deze dienst, had hij deze nors laten weten het ‘absoluut ongepast’ te vinden om ‘overheidsgelden te
besteden, louter om de nieuwsgierigheid naar het seksleven van Congresleden te bevredigen.’

De nieuwe president was al evenmin onder de indruk van de banden die het
OSS
onderhield met
MI
5 en
MI
6. Onderdeel van zijn complexe karakter was dat hij er moeite mee had het idee te accepteren dat Amerika over een organisatie beschikte die zich hoofdzakelijk bezighield met Europa. Volgens hem was er behoefte aan een nieuwe organisatie die onder ‘presidentiële leiding’ diende te opereren. Zijn door de National Security Act van 26 juli 1947 vastgelegde beslissing bevestigde de koppositie voor de
CIA
in de nog jonge en onervaren Amerikaanse inlichtingengemeenschap. Truman had echter ingestemd met voortzetting van de samenwerking van
SIGINT
met Groot-Brittannië, na een uiterst geheim (en nog steeds maar gedeeltelijk vrijgegeven) memo van 12 september 1945 van waarnemend minister van Buitenlandse Zaken Dean Acheson. Die had de president daarin nog eens gewezen op ‘de mogelijk vijandige bedoelingen van andere landen’ en geadviseerd ‘dat u opdracht geeft om voort te gaan met de samenwerking tussen de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk op het terrein van de onderschepping van communicatie.’

Een tak van de Britse inlichtingendiensten – de Code and Cipher School – was met een sterkere reputatie uit de oorlog gekomen. Het waren de codebrekers van Bletchley Park, wier Ultramachines de Duitse codes voor onderzeeërs hadden gekraakt. In 1946 werd de dienst omgedoopt tot Government Communications Headquarters en vanuit hun landelijke omgeving van Buckinghamshire overgeplaatst naar een kleurloze groep gebouwen in de saaie Londense buitenwijk Eastcote. Daar zetten de codeurs hun pogingen voort om de boodschappen van Russische meesterspionnen aan hun agenten te ontcijferen. De Russische inlichtingendienst was in 1917 opgericht als de Tsjeka en heette daarna achtereenvolgens de
GPU
,
OGPU
,
GUGB
en in de oorlog
NKVD
. (Op 13 maart 1954 werd het de Komitet Gosoedarstvennoj Bezopasnosti, de
KGB
, en in 2005 kwam er weer een naamswijziging en werd het de
FSB
, de Federalnaja Sloezjba Bezopasnosti Rossijskoj Federatsii, ofwel de Federale Veiligheidsdienst van de Russische Federatie.) Voor het politburo en miljoenen Russen bleef de dienst het gevreesde ‘zwaard en schild van de partij’ – het schild om de alleenheerschappij van de Communistische Partij te beschermen, het zwaard om haar wil binnen en buiten Rusland op te leggen. In 2008 bleven drie onderling met elkaar verbonden inlichtingendiensten operabel: de
FSB
, de
SVR
(buitenlandse inlichtingendienst)
en de al veel langer bestaande
GRU
(militaire inlichtingendienst).

Other books

Heaven or Hell by Roni Teson
The Girl in My Dreams by Logan Byrne
Lassiter 03 - False Dawn by Levine, Paul
Watching Jimmy by Nancy Hartry
La profecía del abad negro by José María Latorre
The Proteus Cure by Wilson, F. Paul, Carbone, Tracy L.
Piano in the Dark by Pete, Eric
Because of You by Rochelle Alers