Read Geheime oorlogen Online

Authors: Gordon Thomas

Tags: #Non-Fictie, #Wierook22

Geheime oorlogen (33 page)

BOOK: Geheime oorlogen
7.93Mb size Format: txt, pdf, ePub
ads

De vernederende dreun voor Groot-Brittannië en Frankrijk markeerde vermoedelijk het eind van hun laatste poging om de zeggenschap over het Suezkanaal te herwinnen. In Tel Aviv voelde Nicholas Elliott ‘schaamte’ over hoe zijn geheime missie was geëindigd; hij vond dat Eden Boelganin had moeten uitdagen om zijn woorden over de inzet van kernwapens waar te maken. Hierbij hield hij geen rekening met Eisenhowers enorme woede, die slechts werd geëvenaard door Allen Dulles’ eigen gevoel dat de Britse en Franse diplomatie, net als de Britse en Franse inlichtingendiensten, ‘door onwaardige bedriegerij bezoedeld’ waren.

Pas in maart 1957 achtte Dick White het veilig genoeg om naar Washington af te reizen voor een, wat hij noemde, schadebeperkingsmissie om zonder ‘het risico van woede-uitbarstingen’ te gaan praten met Allen Dulles. Naar ieders mening slaagde hij daarin. Nasser had inmiddels een steeds hechtere band met de Sovjet-Unie, en dat bleef zo tot aan zijn vredige dood in 1970, waarna Anwar Sadat hem opvolgde als president. Lang daarvoor was Anthony Eden al afgetreden. Dwight Eisenhower en Allen Dulles overleden in 1969, het jaar voordat Sadat zijn ambt aanvaardde. Dick White zou tot 1968 in functie blijven en zich daarna in een door hemzelf gebouwd houten huis in Sussex terugtrekken om gedichten te gaan schrijven. Op 21 februari 1993 stierf hij. Tijdens zijn gedenkdienst werd een van de bijbellezin
gen verzorgd door de toenmalige eerste vrouwelijke directeur-generaal van
MI
6, Stella Rimington.

In juni 2007 werd Ashraf Marwan, een Egyptische miljardair die met Nassers dochter Mona was getrouwd en die tijdens de Suezoorlog een van de voornaamste adviseurs van de president was geweest, buiten voor zijn torenflat in Londen dood aangetroffen. Hij leek van het balkon te zijn gevallen terwijl hij een geanimeerd gesprek voerde met iemand die verder nooit is geïdentificeerd. De dood van de 72-jarige industrieel deed het mysterie rondom zijn persoon weer opleven. Gad Shimron, een voormalig Mossad-agent, onthulde dat Marwan lange tijd informant was geweest voor de dienst en na Nassers dood was aangesteld als nationaal veiligheidsadviseur van president Anwar Sadat, die in 1981 bij het afnemen van een militaire parade in Caïro werd doodgeschoten. Sindsdien was Marwan ervan overtuigd geraakt dat hij zou worden vermoord en had hij in Londen gewoond als een goed beschermde banneling.

Wie zou hem desondanks willen doden? Shimron beweerde dat Marwan uiteindelijk het vertrouwen van de Mossad verloren had, omdat men vermoedde dat hij een dubbelagent voor de Egyptische inlichtingendienst was. In een gesprek met de auteur werd de beschuldiging verworpen door een hogere Mossad-officier: ‘Er zijn al genoeg mensen die een probleem vormen, zonder dat je een oude man ombrengt van wie de uiterste verkoopdatum allang is verlopen.’

In oktober 2008 sloot
MI
6 zich aan bij het Specialist Crime Directorate van Scotland Yard om het onderzoek naar Marwans dood te heropenen. Zijn weduwe Mona had onthuld dat haar echtgenoot bezig was geweest met het schrijven van een boek, maar het onvoltooide manuscript en documenten die hij uit zijn bankkluis had gehaald, waren kort voor zijn overlijden ‘verdwenen’, zo ontdekte ze. Hoewel Mona niet bekend was met de inhoud, liet ze het gerespecteerde Londense dagblad de
Observer
weten dat die volgens haar in verband kon worden gebracht met de vrees van haar man dat hij zou worden omgebracht. ‘Hij heeft me dat drie keer verteld,’ zei ze tegen rechercheurs. In november 2008 had hun onderzoek zich inmiddels uitgebreid naar Washington, Caïro en Tel Aviv.

9

Wakend vanaf de werkplek

Het was een van die mooie zomerochtenden in juli 1969, waarvan Londenaren zeiden dat ze enigszins de vertragingen van de ondergrondse goedmaakten. Ondertussen slingerde de metro zich een weg onder de stad. Onder de reizigers bevond zich Stella Rimington.

In haar gestreepte Indiase bloes, met haar modieuze minirok die haar gebruinde benen mooi deed uitkomen, en haar lange haren opgestoken onder haar ronde hoedje, leek ze eerder 24 dan 34 jaar oud. Ze stond aan het begin van een nieuw avontuur, heel anders dan de klim naar de top van de Khyberpas die ze onlangs had voltooid, met uitzicht op de verheven pieken van de Himalaja. Toen had ze twijfel gevoeld, want ze ging afscheid nemen van India. Zou ze een vaste functie bij
MI
5 in Londen aankunnen, niet als secretaresse maar als spionnenvanger? Net als in India zouden ook hier de Sovjetspionnen de vijand zijn. Maar in plaats van observatierapporten uit te tikken voor haar chef in New Delhi, zou zij nu vooraanstaan om deze spionnen zelf op te sporen. Het was een spannend vooruitzicht dat haar een tinteling bezorgde, terwijl de metro bonkend en schuddend zijn weg onder de Londense straten zocht.

Om haar heen waren de mensen verdiept in hun krant. Die stond niet alleen bol van de aanhoudende dreiging van de Koude Oorlog, maar ook van het nieuws over de geslaagde bemande maanvlucht van de Apollo 11, een prestatie waarbij maar liefst twintigduizend contractanten en driehonderdduizend technici betrokken waren geweest. De kroon op dit alles was Neil Armstrong, die zijn schoenmaat 43,5 op de maanbodem plantte met de woorden: ‘Dat is een kleine stap voor een mens, een grote sprong voor de mensheid.’

Woorden die net zo goed voor Stella Rimington konden gelden terwijl ze uit de metro stapte om haar weg te vervolgen naar haar eerste werkdag in Leconfield House aan Curzon Street. De claustrofobie die
haar tienerjaren had verpest was voorbij, net als de migraineaanvallen, volgens haar veroorzaakt door de grote hoeveelheden oestrogeen in de anticonceptiepillen die ze slikte en die vlekken op haar gezicht en een donkere streep op haar bovenlip hadden achtergelaten.

Rimington had een tenger postuur. Haar gezicht vertoonde vele delicate trekjes, en vooral haar dikwijls vorsende ogen vielen op. Ze was getrouwd met haar jeugdliefde, een ambitieuze ambtenaar en eerste secretaris voor economische aangelegenheden op de Britse ambassade in Delhi, die haar vier jaar geleden naar India had meegetroond. Aanvankelijk week het leven daar niet af van dat van andere op het Indiase subcontinent gestationeerde diplomatenvrouwen: een mallemolen van cocktailparty’s, etentjes organiseren en bals bijwonen, en overdag Engelse les geven aan kinderen in de sloppenwijken, of een Engels kind voorbereiden op het toelatingsexamen voor een kostschool in Engeland. Daartussendoor wellicht nog even bijspringen in de artsenpraktijk voor ambtenaren op het ambassadeterrein. Op het eerste gezicht leek daar weinig te zijn veranderd sinds sir Harry Philby er nog een regelmatig bezoeker was.

Ginds achter de onberispelijke gazons en bloembedden werden de restanten van het Brits bestuur gestaag afgebroken. Standbeelden van koningin Victoria waren neergehaald; wegen die eerder naar koning George waren vernoemd, droegen nu de namen van Gandhi en Nehru. Elke week vertrokken er schepen naar Engeland, Australië en Canada, met aan boord leden van de Brits-Indiase gemeenschap die zich achter de relingen verdrongen: advocaten, artsen en onderwijzers die allemaal opgelucht waren dat ze het groeiende, door Indira Gandhi gevoede anti-Britse sentiment achter zich konden laten. Over haar zou Stella Rimington later in haar memoires schrijven: ‘Ze was geen vriendin van de Britten, noch van de Amerikanen. Zij steunde de Sovjet-Unie, en toen de Britten verdwenen, stroomden de Russen binnen.’

Lang voor Rimingtons komst was India al een belangrijke standplaats voor
MI
5 en
MI
6. Een aantal inlichtingenofficieren was gerekruteerd uit het leger en de inlichtingendienst van de marine; anderen kwamen van Scotland Yards Special Branch; weer anderen waren aan Oxford en Cambridge ‘op de schouder getikt’. Na hun training waren ze naar India gestuurd om elke dreiging van oproer te smoren, en ervoor te zorgen dat de leiders in Londen met de
Pax Britannica
de rotsvaste overtuiging zouden houden dat zij deel uitmaakten van een volk dat geboren was om te leiden, bovenal in India.

Totdat de luchtvaart de reistijd aanzienlijk bekortte, waren de spionnen per schip aangekomen en hadden ze vanachter de reling vol ontzag de machtige Gateway of India zien opdoemen, een triomfboog van geel basalt die hoog boven de baai van Bombay uittorende, hét symbool van het grootste imperium dat de wereld ooit had gekend. Niemand die kon geloven dat op een goede dag – die niet lang meer op zich liet wachten – de boog weinig meer zou zijn dan een vergeten verzameling stenen, als herinnering aan het feit dat het Britse rijk, net als andere, minder glorierijke imperiums verleden tijd was.

Na aankomst op de wal hadden de inlichtingenofficieren zich net als alle nieuwkomers in de verwarrende maalstroom van Victoria Station gestort. De hitte, de geur van kruiden en de stank van urine benamen hun bijna de adem, terwijl mannen in hobbezakkerige dhoti’s en fladderende nachthemden, en vrouwen in sari, de blote armen en voeten behangen met gouden armbanden, zich een weg probeerden te banen langs de Sikh-soldaten met hun paarse tulbanden, langs de uitgemergelde sadhoes in hun oranje lendendoeken en de misvormde kinderen wier armstompjes in de lucht priemden voor een
baksheesh!
, de universele bedelroep.

Van deze wereld had Allen Welsh Dulles, het vijfde en langstdienende hoofd van de
CIA
, tot op zijn sterfdag zo gehouden. Op zijn sterfbed had hij zich tussen de hoestaanvallen vanwege zijn longontsteking in dergelijke bewoordingen tegenover Bill Buckley uitgelaten. Hij was nog altijd vervuld van een diepe afkeer van de wijze waarop de Britten het subcontinent kapot hadden gemaakt. ‘Het had iets aandoenlijks hoe hij zei, blij te zijn dat hij lang genoeg had mogen leven om het Britse rijk,’ zoals hij het noemde, ‘aan de geschiedenis uitgeleverd te zien worden,’ zo vertelde Bill Buckley de auteur.

Het was mede te danken geweest aan
MI
5 en
MI
6 dat het imperium zo lang had standgehouden. De inlichtingenofficieren waren naar de woestenij van het Deccanplateau, het centrale hoogland van India gereisd. Daar werd op de schitterende bals in Simla, de zomerresidentie in de Himalaja, de hele nacht door gedanst of gekeken naar cricketwedstrijden op het keurig gemaaide gazon van de Bengal Club in Calcutta, en schaarden de mannen zich in hun smokingjasjes naast hun ondergeschikten in de snikhete rimboes om met hen het glas te heffen op de monarch die in het verre Londen op dat moment de troon bezette. De spionnen waren overal geïnfiltreerd om zelfs de eerste oprisping van een mogelijke bedreiging van het koninkrijk te onderscheppen.

Aan de muur van de werkkamer van de
MI
6-commandant in New Delhi hing een ingelijst citaat van Churchill: ‘Het verlies van India zou voor ons het einde betekenen. Het zou zonder twijfel deel uitmaken van een proces dat ons tot een tweederangs macht zou reduceren.’ Het waren woorden uit een toespraak voor het Huis van Afgevaardigden in februari 1931 geweest en zestien jaar lang bleven ze van kracht, namelijk tot 14 augustus 1947, toen Jawaharlal Nehru voor de nieuwe wetgevende vergadering in New Delhi een al even beladen toespraak hield.

‘Vele jaren geleden hadden we een rendez-vous met het noodlot, en nu is de tijd gekomen om onze gelofte in te lossen… Om middernacht precies, als de wereld slaapt, zal India het leven en de vrijheid omarmen. Het moment komt… dat we van het oude in het nieuwe stappen, dat een tijdperk ten einde komt en de lang onderdrukte ziel van een natie weer een stem vindt.’

Zoals Allen Dulles had gehoopt, was India eindelijk bevrijd van het Britse rijk.

Toen de Rimingtons in New Delhi aankwamen, had de Koude Oorlog zich inmiddels definitief op het Indiase subcontinent ingegraven, met een dagelijkse aanvoer vanuit Moskou van mannen en vrouwen die klaarstonden om het romantische India van Kipling van een kartelrandje te voorzien. De nieuwkomers hadden geen belangstelling voor cricket, polo, tijgersafari’s in Assam of formele diners in de moordende zomerhitte van de Noordwestelijke Grensprovincie dan wel tijdens hevige sneeuwstormen die vanaf de Himalaja kwamen aanwaaien. In de Russische plannen voor de heerschappij over India was geen rol weggelegd voor de maharadja’s die Groot-Brittannië hadden bijgestaan bij het besturen van het subcontinent.

De bataljons Russische adviseurs waren aan de Patrice Lumumbauniversiteit van Moskou grondig geschoold in de Indiase cultuur en geschiedenis, en meer recentelijk in de opdeling van het land. De docenten spraken erover hoe en waarom moslims en hindoes elkaar in het uur van de overwinning, in een karikatuur van wat hun grootste leider Mohandas Karamchand Gandhi over geweldloosheid had gepredikt, te lijf waren gegaan om elkaar met wederzijds fanatisme af te slachten nu het subcontinent langs religieuze breuklijnen geografisch werd opgedeeld. Moslims zouden naar het nieuwe Pakistan en Kasjmir verhuizen waar ze hun geloof in Allah, de Enige en Genadevolle, konden blijven praktiseren. De hindoes zouden in India blijven
om God naar keuze in bijna elke gedaante te vereren: als de heilige koeien die door de straten zwierven; als voorouders, wijzen en geesten; als de rivier de Ganges en zijn vertakkingen; in de vurige tongen van de zesarmige god en godin, met ieder een heilige slang opgekruld op het heilige hoofd; in olifanten die naar de wolken kunnen vliegen en in aanbeden apen; en in ontelbare fallische symbolen. Het hindoeisme, het geloof in Brahma, Shiva en Vishnoe, is voortdurend op zoek naar de balans in het leven, naar het bereiken van het Absolute, met keus uit een duizelingwekkend pantheon van meer dan drie miljoen goddelijke wezens. Moslims daarentegen knielen in de moskee op hun bidmatjes, met het hoofd naar Mekka gericht, terwijl ze gezamenlijk Koranteksten reciteren.

De goddeloze Sovjetcommunisten hadden hun eigen godsdienstexperts gestuurd om hun gunstelingen te behoeden voor de valkuilen van de religie in India. Ze dienden zich aan in de vorm van adviseurs op militair, industrieel, politiek, handels- en financieel gebied. Veel van hen bezaten dezelfde berekende verve als de missionarissen uit het verleden die er niet in waren geslaagd om Brits-Indië te kerstenen.

Samen met deze adviseurs waren ook agenten van de
KGB
en de
GRU
meegekomen. Van Madras tot aan Bengalen en verder naar de Punjab, Oost- en West-Pakistan en Kasjmir, hadden de spionnen zich verspreid totdat hun aantal dat van hun medespionnen in Oost-Europa overtrof. Ze werden gevolgd door de
CIA
-officieren: meestal jonge agenten voor wie dit in veel gevallen hun eerste standplaats was. Ze leken de Koude Oorlog toch werkelijk te gaan winnen, was hun gedachte, toen meer dan 750 duizend Pakistani’s president Eisenhower in Karachi hadden verwelkomd en een miljoen Indiërs in Delhi met spandoeken hadden gezwaaid waarop hij als ‘prins van de vrede’ werd toegejuicht. Tijdens de parade door de straten waren er zoveel bloemen in zijn open auto geworpen dat de berg tot aan zijn kuiten reikte.

BOOK: Geheime oorlogen
7.93Mb size Format: txt, pdf, ePub
ads

Other books

Classic Mistake by Amy Myers
You Know Me Al by Ring Lardner
Stray Horse by Bonnie Bryant
Prize Problems by Janet Rising
Second Son of a Duke by Gwen Hayes
Poached Egg on Toast by Frances Itani
Heat in the Kitchen by Sarah Fredricks