Read Geheime oorlogen Online

Authors: Gordon Thomas

Tags: #Non-Fictie, #Wierook22

Geheime oorlogen (30 page)

BOOK: Geheime oorlogen
8.85Mb size Format: txt, pdf, ePub
ads

Een maand later had Nasser de
MI
6-post in Caïro andermaal verrast. Via Roosevelt liet de nieuwe president weten dat hij bereid was een bindende overeenkomst aan te gaan waarin hij Groot-Brittannië zou blijven beschouwen als ‘een naaste en belangrijke bondgenoot’, op voorwaarde dat de Britse troepen uiterlijk in juni 1956 de Kanaalzone zouden verlaten.

In Londen werd het voorstel als een ‘mogelijkheid’ gezien. Op het ministerie van Buitenlandse Zaken erkende men dat de positie van Groot-Brittannië in de wereld al gemarginaliseerd was en volledig weggevaagd kon worden als de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie hun eigen machtsbases in het Midden-Oosten bleven opzetten. Met een vooruitziende blik schreef George Young, die een van de planners was geweest van de tot mislukken gedoemde Berlijntunnel: ‘De harde waarheid is dat ons, als gevolg van ons verzuim om in een vroeg stadium tot een positieve beslissing te komen, nu zaken kunnen worden opgedrongen.’ Young stelde de vragen die later ook vele anderen zouden stellen: ‘Hoe was de Britse regering zo in de knel geraakt? Waarom had ze haar beleid voor het Midden-Oosten niet al lang voor Nassers komst op orde?’

Terwijl Young ziedde van woede, was in Londen na Nassers benoeming tot president de Suezgroep (later de Egyptische Commissie) gevormd. Doel was zich te verzetten tegen een verwijdering van Britse troepen uit de Kanaalzone, en onder de leden bevonden zich inlichtingenofficieren die zitting hadden in de commissie voor gezamenlijke inlichtingendiensten (
JIC
), de schakel tussen
MI
6 en Downing Street. De
JIC
zag de inlichtingenrapporten uit Caïro en gaf deze discreet door aan de Suezgroep. Collins’ analyse verwierp het voorzichtig door de Britse ambassade in Caïro gesteunde idee dat Nasser stond voor ‘het nieuwe geluid van de Egyptische politiek’ en derhalve een welwillend oor verdiende. Collins kenschetste Nasser als ‘een despoot die fulmineert tegen Groot-Brittannië en zich op een kruiperige manier achter de
VS
schaart. Hij mag niet vertrouwd, laat staan serieus genomen worden.’

Sprekend van ‘Nasser en zijn verdomde bruinjoekels’ beenden de parlementaire leden van de Suezgroep door de wandelgangen van Westminster om de regering van Anthony Eden aan te vallen wegens haar ‘uitverkoop van Britse rijksbelangen’. Geoffrey McDermott, een
hooggeplaatste ambtenaar op het ministerie van Buitenlandse Zaken, beweerde later: ‘Een handvol topofficieren van
MI
6 ijverde voor een extreemrechtse politieke koers en waren van mening dat Groot-Brittannië slechts een wereldmacht zou blijven als het de controle over het Suezkanaal behield.’

Tegen de tijd dat Dick White zich als het nieuwe
MI
6-hoofd had geinstalleerd, werden maatregelen genomen om de verhoudingen met de Franse inlichtingendienst en de Israëlische Mossad te herstellen en om de
CIA
uit te sluiten van de geheime plannen, die in de zomer van 1956 werden ontwikkeld, om het Suezkanaal veilig te stellen voor Groot-Brittannië.

Een van de eerste dingen waar Dick White na zijn aanstelling mee had ingestemd, was het laten rondgaan van een document dat las als een personeelsadvertentie. Wat hij zocht, waren inlichtingenofficieren die begrepen waar het om draaide: ‘Het is de moderne spion op wie een beroep wordt gedaan om de situatie te herstellen die is veroorzaakt door tekortschietende ministers, diplomaten en generaal. Iemands mening wordt natuurlijk gevormd door iemands omgeving en hoewel ons beroep wordt omgeven door geheimzinnigheid, verkeren wij spionnen misschien dichter bij de werkelijkheid en de harde feiten van internationale betrekkingen dan andere overheidswerkers. We hebben betrekkelijk weinig problemen zoals met status, prioriteiten, verschillende zienswijzen op een afdeling en het ontlopen van persoonlijke verantwoordelijkheid. Anders dan de levenslang geconditioneerde parlementariërs hoeven wij niet altijd met de voorgekookte reactie, het gevatte antwoord en de schitterende glimlach klaar te staan. En het is dezer dagen niet verrassend dat de spion zichzelf de hoeder vindt van intellectuele integriteit.’

Het moest bij alle agenten in herinnering roepen wat er van hen na de debacles van Philby en Blake werd verwacht.

Toch vreesde White na zijn vertrek bij
MI
5 dat hij opnieuw een mol had achtergelaten. De bron van zijn bezorgdheid was van onbesproken gedrag. Arthur Martin was de contactpersoon van
GCHQ
met
MI
5 die een belangrijke rol had gespeeld bij de ontmaskering van Klaus Fuchs via het Venonaproject. Hij was de klassieke mollenjager: koel en gegeconcentreerd checkte hij alle details drie keer voordat hij ze eindelijk op papier zette in de onopgesmukte stijl die men bij
GCHQ
doceerde. Martin had Graham Mitchell, de adjunct-directeur van
MI
5, geïdentificeerd als een ‘zeer voorstelbare’ Sovjetmol.

Wekenlang had Martin de bekentenissen doorgelezen van Philby tijdens zijn verhoor door White. De manier waarop Philby vragen had ontweken deed vermoeden dat hij uitstekend was getraind om niet te bekennen en op de hoogte gesteld leek van wat hij kon verwachten. Martin concludeerde dat Philby was gewaarschuwd door Graham Mitchell.

Dick White had George Martins conclusies beleefd aangehoord, ook al werd zijn eigen falen om Philby klem te zetten vaak benadrukt. Hij kende Martin al zestien jaar, en sinds deze met Whites secretaresse Joan Russell-King in het huwelijk was getreden, waren ze goede vrienden geworden. White stond echter voor een dilemma: de spionageschandalen met de Sovjets hadden de sfeer bij
MI
5 ondermijnd. De ontdekking van nog weer een mol zou het vertrouwen binnen zowel de binnenlandse veiligheidsdienst als
MI
6 ernstig kunnen ondergraven, wat weer kon leiden tot een breuk met de
CIA
, de Mossad en Europese inlichtingendiensten, met name die van Frankrijk en West-Duitsland. Maar als hij Martins conclusie nu negeerde, stel dat die juist bleek, zou dit rampzalige gevolgen hebben voor zijn eigen positie en zou hij de spot drijven met het document dat hij rond had laten gaan. White was akkoord gegaan met het voorstel om Mitchell door een team van
MI
6-agenten onder observatie te laten stellen: de telefoon in zijn woning vlak bij Chobham Common, een pittoreske plek aan de rand van Londen, werd afgeluisterd en een team Watchers volgde al zijn gangen. Ondanks Martins verdenkingen werden er tegen Mitchell echter geen bewijzen gevonden.

Ondertussen was de Suezcrisis verergerd. White had deel uitgemaakt van een door Anthony Eden aangevoerde Midden-Oostendelegatie om regeringen in de regio – waaronder Iran en Irak – over te halen om een verdrag te tekenen waarin Groot-Brittannië zou garanderen dat het elk land dat werd aangevallen te hulp zou schieten. De dreiging zou van het Rode Leger komen dat paraat stond aan de zuidgrens van Rusland en dus de olievelden van Iran en Irak kon innemen. Eden wilde vlak voordat hij op 4 april 1955 premier zou worden in Bagdad het pact ondertekenen, en om de trip tot een succes te maken had hij ook Nassers handtekening op het verdragsdocument nodig. Voor Eden zou het Egypte aan Groot-Brittannië binden en een rechtvaardiging bieden om de Britse troepen in de Kanaalzone te houden.

Terwijl White naar het plaatselijke kantoor van
MI
6 afreisde, had
Eden gedurende enkele uren een persoonlijk onderhoud met Nasser. De exacte details van hun gesprek zijn nu nog steeds geheim, maar Edens aristocratische manier van doen, zo bleek later, had rampzalig uitgepakt. Nasser had verklaard dat Egypte het Pact van Bagdad niet zou ondertekenen. Eden en zijn delegatie waren daarop huiswaarts gevlogen, waarbij de nieuwgekozen premier fulmineerde dat Nasser ‘slechts een Sovjetmarionet’ was.

Al voordat het
BOAC
-toestel in Londen was geland, had Nasser laten zien dat hij ‘niet iemand [was] die je onder de plak van Groot-Brittannië kon houden,’ zo vertelde hij de auteur later. Hij beval de Egyptische inlichtingendienst van de generale staf om de door hen in de Gazastrook getrainde en gestationeerde fedajien te mobiliseren voor een offensief tegen Israël. Dit was het begin van een reeks oorlogen van de Arabieren tegen de Joodse staat. Het besluit van Bagdad om Edens pact te ondertekenen dreef Nasser er tegelijkertijd toe om de onrust in Irak aan te moedigen. Binnen enkele uren vonden er in Basra en andere Irakese steden demonstraties plaats. Het meest verontrustende was dat Nasser zijn eerste overeenkomst met het Sovjetblok tekende voor een grote hoeveelheid wapens uit TsjechoSlowakije. De transactie ter waarde van vierhonderd miljoen dollar omvatte tachtig
MIG
-15 gevechtsvliegtuigen, 45 Iljoesjin-28 bommenwerpers en honderd van de nieuwste Russische tanks.

Na Edens vertrek uit Caïro maakte Kermit Roosevelt bijna voortdurend deel uit van Nassers entourage en adviseerde hij hoe de dreigende confrontatie met Groot-Brittannië aangepakt diende te worden. Hij raadde de president aan om tegenover de nieuwe Britse ambassadeur, Humphrey Trevelyn, te verklaren dat de wapendeal alleen bedoeld was ‘om het evenwicht van de militaire dreiging van Israël jegens Egypte te herstellen’ en dat hij na zeventig jaar dominantie door Groot-Brittannië premier Eden niet zou toestaan om te bepalen met wie Egypte afspraken maakte, of deze nu politiek, economisch of militair van aard waren.

In Washington overlegden minister van Buitenlandse Zaken John Foster Dulles en zijn broer Allen met president Dwight D. Eisenhower. Ze lieten hem weten dat ondanks Kermit Roosevelts pogingen om Nasser in de Koude Oorlog achter de
VS
te krijgen het steeds duidelijker werd dat ‘de Egyptenaren en de Russen samenwerken om het hele Midden-Oosten in communistische handen te krijgen’.

Trevelyns spoedtelegram naar de Britse minister van Buitenlandse Zaken Selwyn Lloyd werd ook naar Dick White verzonden; die realiseerde
zich dat Nasser, net als Syrië, bereid was om Egypte een Sovjetsatellietstaat te laten worden. Op dat moment werd voor het eerst serieus de mogelijkheid geopperd de Egyptische president om het leven te brengen.

In het
MI
6-archief bevond zich een kopie van een
CIA
-handleiding, geschreven door dr. Sidney Gottlieb, hoofd technische divisie van de inlichtingendienst. De titel van het 88 pagina’s tellende geschrift luidde ‘Assassination Methods’, en het was het eerste handboek voor moord met staatssteun. Het bevatte echter een waarschuwing: ‘Beslissingen en instructies dienen tot een absoluut minimum aantal personen beperkt te blijven en idealiter zal het slechts een persoon betreffen wiens dood positieve voordelen heeft.’

In Londen hield Harold Caccia, voormalig hoofd van de
JIC
en een door en door ervaren
MI
6-officier, White staande en sprak hem lijzig toe: ‘Luister eens, goede vriend, we moeten echt iets doen aan die Nasser. Wellicht moeten we hem zien te lozen.’ White had de kwestie doorgeschoven naar George Young om te bezien wat er ‘mogelijk was’. Young, een doorgewinterde oudgediende van het ‘rauwe leven’, ging naarstig op zoek en koos voor de plaatselijke
MI
6-man in Rome. De twee spionnen troffen elkaar op een onderduikadres van
MI
6 vlak bij de Spaanse Trappen en bedachten een plan. Hij had twee Egyptenaren leren kennen die tegen Nasser waren en die hem hadden verzekerd dat ze de steun genoten van een aantal hoge legerofficieren die zich in toenemende mate zorgen maakten over Nassers steeds hechtere relatie met de Russen. Ze zetten hun voorstel uiteen: het Egyptische leger zou de president aanhouden, waarna de vorige premier van Egypte zou worden ingezworen om een nieuwe prowesterse regering te leiden. Het voorstel werd voorgelegd aan Dick White. Deze overlegde met de minister van Buitenlandse Zaken die, na een kort onderhoud, het idee verwierp.

In de zomer van 1956 werd het vraagstuk wat men met Nasser aanmoest opnieuw urgent. In Washington waren de gebroeders Dulles het erover eens dat Nasser een lesje moest worden geleerd dat diens geloofwaardigheid bij zijn eigen volk serieus zou ondermijnen en de Egyptenaren zou laten inzien waar hun toekomst écht lag, ‘beschermd onder de vleugels van de Amerikaanse adelaar, in plaats van zich in te likken bij de Russische beer’, had Allen Dulles zich in een zeldzaam moment van dichterlijke vrijheid laten ontvallen.

De voorgaande winter had zijn broer erin toegestemd dat de
VS
Egypte 56 miljoen dollar zouden lenen voor de bouw van de bijna vijf
kilometer lange Aswandam in de Boven-Nijl. Een halfjaar later had Nasser het communistische China diplomatiek erkend en een staatsbezoek aan Moskou aangekondigd alsmede een handelsakkoord met TsjechoSlowakije ter waarde van tweehonderd miljoen dollar aan katoen. Op 19 juli 1956 annuleerde John Foster Dules de Amerikaanse lening voor de dam.

Nasser, die gepocht had dat dit damproject zijn blijvende nalatenschap zou vormen, leverde bijtende kritiek op de
VS
en fulmineerde op Cairo Radio: ‘Ik kijk naar de Amerikanen en zeg tot hen: dat u mag stikken in uw woede! Wij zullen die hoge dam bouwen zoals wij het willen! De jaarlijkse inkomsten van het Suezkanaal bedragen honderd miljoen dollar. Waarom nationaliseren we het niet gewoon?’

Dagelijks werden anderhalf miljoen vaten olie over het kanaal getransporteerd, waarvan negentig procent voor West-Europa bestemd was, twee derde van de brandstof die het continent nodig had voor verwarming en industrie. Het kanaal was voor Groot-Brittannië en Frankrijk de vitale verbinding met de Iraanse olie, hun markten in het Verre Oosten en de afgelegen koloniën; bovendien was men hiermee minder aangewezen op de langere route om Kaap de Goede Hoop.

In Londen werd het idee om Nasser uit de weg te ruimen steeds vaker onderwerp van gesprek. De juridische afdeling van
MI
6 vond dat het onder haar ‘Koninklijk Prerogatief’ om het rijk te verdedigen toelaatbaar zou zijn een staatshoofd om te brengen wanneer de veiligheid van Groot-Brittannië ernstig werd bedreigd. Het
CIA
-handboek voor moord werd geraadpleegd, en George Young sprak met
CIA
-agent James Eichelberger, die door Allen Dulles was overgeplaatst van Caïro naar het kantoor in Londen om ‘goed in de gaten te houden waar de Britten mee bezig zijn’. Tijdens een dineetje in de Travellers Club bespraken Eichelberger en Young een mogelijke moordaanslag op Nasser. Na afloop haastte de
CIA
-agent zich naar zijn werkkamer in de Amerikaanse ambassade en stuurde Allen Dulles een versleuteld telegram. ‘Hij praatte openlijk over het “vermoorden” van Nasser in plaats van een eufemisme als “liquideren” te gebruiken. Hij zei dat zijn mensen contact hadden gehad met geschikte elementen in Egypte en de rest van de Arabische wereld, en met de Fransen, die er eender over dachten.’

BOOK: Geheime oorlogen
8.85Mb size Format: txt, pdf, ePub
ads

Other books

Sleeping Handsome by Jean Haus
Bare Art by Gannon, Maite
Shake Down the Stars by Renee Swindle
Amerikan Eagle by Alan Glenn
Of Love and Deception by Hamling, Melisa