Read Geheime oorlogen Online

Authors: Gordon Thomas

Tags: #Non-Fictie, #Wierook22

Geheime oorlogen (29 page)

BOOK: Geheime oorlogen
6.52Mb size Format: txt, pdf, ePub
ads

Vernon Kell had hem aangesteld bij de contraspionagedienst en aan Guy Liddell gevraagd om zijn mentor te worden. Deze oudgediende ontdekte al snel dat Whites aangeboren analytische vermogen en diens talent om een situatie diepgaand te overdenken alvorens te handelen, hem tot een ideale spionnenvanger maakten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog had White zich onderscheiden doordat hij vele nazispionnen wist te identificeren en doordat hij de informatie van de Abwehr wist te herkennen, terwijl hij in de laatste maanden van de oorlog diende bij de 21ste legergroep van generaal Montgomery in Europa. White, inmiddels directeur-generaal, realiseerde zich dat de strijd tegen de
KGB
een herstructurering binnen
MI
6 vereiste. De oude
divisions
(secties) die door Kell in het leven waren geroepen, werden
branches
(afdelingen): kleinere, met elkaar in verbinding staande eenheden met elk haar eigen specifieke taak. Ook bouwde hij de rol
MI
5 verder uit, van een vooral binnenlandse veiligheidsdienst tot een dienst die in het gehele Britse rijk over volledig uitgeruste posten beschikte om subversieve activiteiten bloot te leggen en guerrilla-oorlogen tegen te gaan.
MI
5-operaties in Maleisië, Borneo, Kenia en Cyprus boekten opvallend veel succes tegen het oproer uit communistische hoek.

White was bovendien het eerste Britse inlichtingenhoofd dat het belang erkende van de Mossad, Israëls jonge inlichtingendienst, die
MI
5 van inlichtingen omtrent het Midden-Oosten kon voorzien. Hij was naar Tel Aviv gevlogen voor een ontmoeting met het nieuwe hoofd van de Mossad, Isser Harel. Het fysieke contrast tussen beide mannen had niet groter kunnen zijn: de lange en blonde White, met zijn sportieve loopje; en de dwergachtige, net aan een meter veertig kleine Harel met zijn flaporen en zijn gebrekkige Engels, dat doortrokken was van een zwaar Midden-Europees accent (zijn familie was in 1930 uit Letland geëmigreerd). Ondanks de lange vlucht vanuit Londen vertoonde Whites pak niet één kreukje, terwijl Harels kleren eruitzagen alsof hij er de nacht in had doorgebracht. Maar de twee vonden elkaar waar het ging om de dreiging van het Arabische nationalisme dat zinderde in de hoofdsteden van de regio. Harel had glimlachend zijn tandenstompjes ontbloot, met de mededeling dat de Mossad in elke vijandig gezinde hoofdstad spionnen had zitten die voor een stroom van onschatbare inlichtingen zorgden die hij graag met
MI
5 zou delen. Alvorens White naar zijn
RAF
-toestel terug te brengen, schonk Harel zijn gast een dolk waarin de woorden van een psalmdichter stonden gegraveerd: ‘De beschermer van Israël slui
mert nimmer.’ Later zou Harel bij zijn bezoek aan Washington voor een ontmoeting met het hoofd van de
CIA
een identieke dolk aan Allen Dulles schenken. ‘Ik had een kleine verzameling dolken voor degenen die ik vertrouwde,’ legde hij de auteur uit.

Het geschenk werd de basis voor een samenwerkingsverband tussen enerzijds de Mossad en anderzijds
MI
5 en
MI
6, en leidde tot de eerste ‘achterdeur’ tussen de drie diensten via welke beide kanten telefonisch of middels codeberichten met elkaar zouden communiceren. Via deze achterdeur konden de normale diplomatieke contacten tussen de ministeries van Buitenlandse Zaken van Engeland en Israël handig worden omzeild. Een opmerkelijke prestatie, gegeven de ambivalentie onder veel Israëli’s over de rol van Engeland in de Israëlische Onafhankelijkheidsoorlog van 1948 en over hoe Londen de Bricha (Hebreeuws voor ‘ontsnapping’) had geprobeerd te hinderen, de omvangrijke operatie om overlevenden van de Holocaust uit Europa naar Israël te krijgen. Joodse hulpinstanties in de
VS
hadden, vaak tegen woekerprijzen, elk zeewaardig schip opgekocht. Tienduizenden Joden stonden aan dek opeengepakt voor de reis naar Israël. Sinds de aftocht in 1940 bij Duinkerken had een dergelijke volksverhuizing zich niet meer voorgedaan. Toch uitte Isser Harel geen enkel verwijt tegen Dick White over de houding van Engeland uit deze periode.

White zal verrast en ongetwijfeld dankbaar zijn geweest over Harels diplomatie, maar dit viel in het niet bij de verbijstering die hij gevoeld moet hebben toen hij in juli 1956 bij secretaris-generaal sir Frank Newsome op diens werkkamer in Whitehall werd ontboden. Newsome was verantwoordelijk voor politieke aangelegenheden inzake
MI
5 en
MI
6. Hij nam als eerste het woord en herinnerde White eraan dat deze de plicht had elk verzoek van de premier te honoreren. White vroeg zich af of Anthony Eden dus toch uit was op zijn ontslag, gezien zijn rol in het schandaal met de Russische spionnen. In plaats daarvan had Newsome hem meegedeeld: ‘Mijnheer White, de premier ziet graag dat u het nieuwe hoofd van de geheime inlichtingendienst wordt.’ Een snelle handdruk ter felicitatie en nog een scheutje single malt whisky die de secretaris-generaal voor speciale gelegenheden bewaarde, bezegelden Whites aanstelling als het nieuwe hoofd van
MI
6. Tot op heden is Dick White de enige meesterspion die zowel
MI
5 als
MI
6 heeft geleid.

Een kleine vijfduizend kilometer van Londen, in de woestijnhitte van Caïro, gaf een jonge luitenant-kolonel die vier jaar eerder een rol had gespeeld bij de val van de corrupte koning Farouk – voordat deze
de Egyptische hoofdstad met zijn pornografische collectie en bijna alle nationale reserves in baar goud was ontvlucht – inmiddels leiding aan een junta van eensgezinde nationalisten. Zijn naam was Gamal Abdel Nasser en hij stond op het punt een crisis te ontketenen die de Britse, Franse en Amerikaanse inlichtingendiensten zou overspoelen en het politieke evenwicht in de regio voor altijd zou veranderen.

8

De winden van de haat

De
MI
6-agenten in Caïro waren veelvuldig gewaarschuwd, maar het was hun ontgaan. De Egyptenaren stoorden zich steeds meer aan de aanwezigheid van Britse troepen en hun ondersteunende systeem van Engelse ambtenaren, en kregen minachting voor hun eigen politici. Nergens was dat gevoel sterker dan onder de jongere generatie die koning Farouk scheldwoorden naar het hoofd had geslingerd toen hij aan boord van het koninklijk jacht vertrok voor zijn ballingschap in Napels, met in het scheepsruim zijn buit uit de centrale bank van twaalf goudstaven in elke kist. Toch bleven de waarschuwingen gedurende enkele ramadans en heilige pelgrimstochten naar Mekka genegeerd worden door John Collins, de commandant van de
SIS
, en diens officieren terwijl ze onder de verkoelende ventilatoren van de Gezira Sporting Club in de modieuze wijk Zamalek in Caïro van hun borrel nipten.

Veertien jaar eerder had veldmaarschalk Bernard Montgomery zich in deze club verpoosd terwijl hij plannen smeedde om met zijn Achtste Leger het Afrikakorps van Erwin Rommel uit het noorden van Afrika te verdrijven. Nu was de club een populair trefpunt niet alleen voor de spionnen van
MI
6, maar ook voor die van de
CIA
, de
NKVD
, de Franse sdece en de Israëlische Mossad.

‘De Britten hadden hun eigen hoekjes vlak bij de biljartkamer, de Amerikanen hadden een plek bedongen vlak bij de ingang naar het restaurant en de rest had zo zijn eigen stek. Liep je de club binnen, dan kreeg je een vrij goed idee van de toestand van
the Great Game
[de spionage] van dat moment. Als de Russen met iets bezig waren, dronken ze een stevige borrel. Als de Fransen iets hadden geflikt, stond er champagne op tafel,’ herinnerde zich Wolfgang Lotz, een van de twee Mossad-agenten in de stad.

Zijn eigen dekmantel, eigenaar van een paardensportbedrijf, schonk
hem de volmaakte reden om de club te bezoeken; veel van zijn cliënten bezaten een eigen renpaard. Zijn doelwitten waren de rijke Egyptenaren die met kleine teugjes dronken van hun geperste druivensap en wodkacocktails. Een van hen was het adjunct-hoofd van de Egyptische militaire inlichtingendienst en het hoofd veiligheid voor de Suezkanaalzone. Hij had Lotz zijn eerste succes bezorgd: de volledige lijst van nazi-wetenschappers die destijds in Caïro woonden en die slachtoffers in het concentratiekamp hadden gebruikt voor hun experimenten. Ieder van hen werd stelselmatig geëxecuteerd door de Kidon, de moordbrigade van de Mossad, die vanuit Israël uitgezonden en door Lotz naar hun doelwitten geleid was.

Er waren vier keer zoveel
CIA
-agenten in de stad dan diplomaten van Buitenlandse Zaken. De
NKVD
-officieren van de Sovjetambassade concentreerden zich op de universiteit van Caïro, om daar studenten te werven door hun gratis onderwijs aan Russische universiteiten aan te bieden. De Duitse
BND
-agenten kozen de koelte van het Egyptisch Museum als lievelingsplek om hun informanten te treffen; kuierend langs de eeuwenoude wonderen van Egypte namen die agenten hun recentste informatie tot zich. Ook andere buitenlandse spionnen hadden zo hun favoriete trefpunten: aan boord van een van de veerboten op de Nijl, in de dierentuin, buiten voor het busstation of op een caféterras langs de weg naar de Dodenstad, de moslimbegraafplaats vlak bij de oude stadsmuur.

‘Voor een spion was Caïro in alle opzichten een perfecte standplaats. De Egyptenaren zijn geboren informatieverzamelaars. Neem een goede, plaats hem in de juiste overheidspositie en het halve werk is gedaan,’ aldus Eli Cohen, eveneens een Mossad-agent, tegen de auteur. Luke Battle, van 1964 tot en met 1967 de Amerikaanse ambassadeur in Egypte, was minder enthousiast over de attitude van de
CIA
jegens haar werk in de hoofdstad: ‘Te zorgeloos, en wanneer er iets misging, dachten hun mensen dat ze het wel even in de doofpot konden stoppen.’

In de
MI
6-post heerste een soortgelijke stemming. Het einde van het Mandaat in Palestina in 1948 en de opkomst van Israël als soevereine staat hadden het verlies betekend van een invloedrijke basis voor de Britse buitenlandse inlichtingendienst. Caïro was het voor de hand liggende alternatief, want zo kon de dienst nog steeds Sovjetactiviteiten in de regio in de gaten houden en ervoor zorgen dat het Suezkanaal niet in Russische handen viel, maar de essentiële navelstreng bleef tussen het Verenigd Koninkrijk en het Verre Oosten, waarmee
de olietoevoer gegarandeerd bleef. Zolang Groot-Brittannië het kanaal controleerde, was de dreiging van ‘een stelletje moslimheethoofden die voor problemen zorgden geen serieuze aangelegenheid’, zo had Collins Londen verzekerd.

Op 22 juni 1952 trokken drieduizend Egyptische soldaten door de stad, aangevoerd door tweehonderd van hun beste officieren en onder bevel van generaal Mohammed Naguib, namen het radiostation over en grepen met een klassieke coup de macht. Een maand eerder had Collins een telegram verzonden naar het ministerie van Buitenlandse Zaken in Londen. ‘Het leger is loyaal aan de koning.’ Op de dag van de coup had het
MI
5-kantoor geen enkel dossier over Naguib.

Een tweede waarschuwing die Collins had genegeerd, was de aankomst van Kermit Roosevelt in Caïro. Deze kleinzoon van president Theodore Roosevelt, de man die door Kim Philby ‘de stille Amerikaan’ was genoemd, was tijdens de Tweede Wereldoorlog het
OSS
-hoofd in de Arabische regio geweest. Na de coup was hij door de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Dean Acheson naar Egypte gezonden om het proces in gang te zetten dat zou leiden tot de machtsoverdracht van de Oude naar de Nieuwe Wereld, van Groot-Brittannië naar de Verenigde Staten. Net als Allen Dulles had Roosevelt weinig op met het Britse rijk en het verzuim van zijn beleidsvormers in Whitehall om de werkelijkheid onder ogen te zien: er was immers een nieuwe politieke wind door de woestijn gaan waaien.

Roosevelt was naar Egypte gekomen om geheime kanalen aan te boren, waarmee al een begin was gemaakt door het plaatselijke hoofd van de
CIA
, James Eichelberger, samen met de anti-Britse officieren die hadden deelgenomen aan de coup. Eichelberger was een ervaren arabist, sprak de taal en begreep de cultuur. Hij bezat het nodige geld en gebruikte dit om Amerikaanse invloed onder de officieren te kopen. Zijn antikolonialisme leverde hem veel vrienden op.

Een van hen was de ultranationalistische Gamal Abdel Nasser, een jonge dertiger met de charismatische welsprekendheid van een geboren volksmenner. Hij was de macht achter Naguib geweest en belichaamde voor Roosevelt de ideale persoon om zijn plan aan te ontvouwen. De
VS
zouden de nieuwe regering steunen met zo veel mogelijk economische hulp als ze maar nodig had in ruil voor de garantie dat Egypte politiek stabiel zou worden, ‘gericht op de vrije wereld’. De
VS
zouden Groot-Brittannië vervangen als de voornaamste bankier, wapenleverancier en verdediger van Egypte.

Ze hadden elkaar ’s avonds laat in Farouks oude werkkamer getroffen.
Gezeten achter het bureau van de koning was Nasser, met zijn fris gesteven kaki uniform en de kolonelssterren op de epauletten, een indrukwekkende verschijning. Zwijgend had hij geluisterd, waarbij zijn gitzwarte ogen geen moment afdwaalden van Roosevelts glimmende gezicht, totdat deze was uitgepraat. ‘Ik kwam overeind, liep om het bureau heen en schudde Roosevelt de hand,’ herinnerde hij zich ten overstaan van de auteur. ‘Ik zei dat ik zulke mooie woorden nog nooit had gehoord en dat er in Caïro ter ere van hem ooit een monument zou verrijzen.’

Roosevelt regelde dat het eerste deel van het geldbedrag, dat zou oplopen tot twaalf miljoen dollar, uit het
CIA
-potje voor speciale gelegenheden werd overgemaakt naar een rekening die Nasser daarvoor had aangewezen. Omkoping zou een kenmerk van Roosevelts activiteiten in het land zijn, ‘de snelste en gegarandeerde manier om invloed te verkrijgen’, zei hij ooit. Nasser hield zich op zijn beurt aan zijn belofte en zou een deel van het geld later besteden aan de bouw van de Cairo Tower, een lelijk monument op een eiland voor het Nile Hilton – Nasser noemde de toren
el-wa’ef rusfel
, de erectie van Roosevelt.

Nasser was opgegroeid in een krottenwijk van Caïro en had een grondige hekel gekregen aan de luxe levensstijl van de bewoners van de Britse bases in de Suezkanaalzone, waar officieren hun vliegenmepper gebruikten om Arabische bedienden aan te sporen die volgens hen niet snel genoeg waren. Zijn woede om dergelijk gedrag had het kookpunt bereikt toen hij als tiener een straatdemonstratie buiten een van de kampen had geleid, door een soldaat was afgeranseld met een rijzweep en vervolgens in het gevang was beland. Tijdens zijn maanden in de gevangenis had zijn haat jegens de Britten stevig postgevat en eenmaal vrij nam hij daarom dienst in het Egyptische leger. Al snel verzamelde hij een coterie van gelijkgestemde officieren om zich heen, die droomden van de dag dat Groot-Brittannië zou worden verdreven. Roosevelts voorstel paste perfect bij dat doel, vooral omdat de Amerikaan hem een document van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken had laten zien waarin stond dat Groot-Brittannië van plan was om een machtsblok van Irak en Jordanië te smeden, een zet die de Britse invloed in de regio zou versterken. Roosevelt had in hun gesprek in Farouks werkkamer ten slotte Nasser voorgehouden dat hij, als hij zijn streven wilde verwezenlijken om zich te bevrijden van wat hij ‘het Britse juk’ noemde, een sterkere leider nodig had dan Mohammed Naguib. In 1954 werd Naguib tot opstappen bewogen,
waarna Nasser, geholpen door een effectieve campagne in de krant
Akhbar el Yom
van eigenaar en
CIA
-agent Mustafa Amin, de eerste president van Egypte werd.

BOOK: Geheime oorlogen
6.52Mb size Format: txt, pdf, ePub
ads

Other books

Everybody Falls by J. A. Hornbuckle
Bite by Jenny Lyn
Lake Magic by Fisk, Kimberly
For the Love of a Dog by Patricia McConnell, Ph.D.,
Between Two Tiron by Rebecca Airies
Chasing Chelsea by Maren Smith
Leon Uris by The Haj