Geheime oorlogen (36 page)

Read Geheime oorlogen Online

Authors: Gordon Thomas

Tags: #Non-Fictie, #Wierook22

BOOK: Geheime oorlogen
7.99Mb size Format: txt, pdf, ePub

Smellie was hoofd operaties voor
MI
6 in Nigeria geweest. Ook deze post was voor de
KGB
een doelwit voor infiltratie geworden, en werd aldus een springplank voor steun aan het hervonden Afrikaanse nationalisme en het tegen elkaar uitspelen van rivaliserende stammen. Yakov Cohen, een Mossad-
katsa
in Lagos, vertelde de auteur: ‘De Sovjets in Nigeria waren net als wij. Ze werkten met iedereen samen die maar wilde. En dus wisten we allebei wat er speelde.’
In ruil voor wapens, oorspronkelijk door de
VS
aan Israël geleverd, voorzag Nigeria in meer dan zestig procent van de Israëlische oliebehoefte. Het was Smellies taak geweest om zowel de Mossad als de
KGB
aandachtig te volgen en ervoor te zorgen dat geen van beide diensten de handelsbetrekkingen van het land met Groot-Brittannië zou verstoren.

Wat Smellie betrof kon zijn nieuwe onderdirecteur, Fred Holroyd, zich gaan buigen over de vraag of de
IRA
banden onderhield met de Zwarte September. Holroyd – van middelbare leeftijd, tegen de een meter tachtig lang en al bijna even breed –, hield het qua kleding goeddeels bij zijn bruine tweedjasjes en een geel vest dat op een jachtmeester niet zou hebben misstaan. Wanneer hij sprak, klemde hij een monocle voor zijn linkeroog; wanneer hij luisterde, hing deze langs zijn dubbele onderkin. Met zijn bulderende lach en driftig gesticulerende wijsvinger wanneer hij opgewonden raakte, leek hij wel een stripfiguur. Holroyds standplaats was Dublin, en het was zijn taak om informanten te werven. Geholpen door zijn royale onkostenvergoeding fêteerde hij mogelijke kandidaten in enkele van Dublins beste restaurants, maar ondanks zijn ontegenzeglijke charme wist hij maar weinig gasten te verleiden tot meer dan het gratis etentje. Afgezien van een leventje als bon vivant die zogenaamd teerde op een familiefortuin, was hij door Smellie gevraagd om te bedenken hoe de
IRA
-handlangers in de Ierse Republiek in verlegenheid konden worden gebracht, en daarmee dus ook de Ierse regering, die, zo had
MI
6 de indruk, de
IRA
immers leek te tolereren. Maar Holroyds geluk sloeg om.

Tijdens zijn uitstapjes naar de cafés in het centrum van de stad had hij twee Engelse broers leren kennen, Kenneth en Keith Littlejohn. Beiden waren naar Ierland gekomen in de hoop daar meer te verdienen. ‘We zijn voor alles in,’ had Kenneth onder het genot van een glaasje tegen Holroyd gezegd, waarna Keith eraan had toegevoegd: ‘Het vervelende is alleen dat die klote Ieren niks van Britten moeten hebben.’ Holroyd rook een kans en nodigde de broers een paar dagen later uit voor een etentje in het duurste hotel van de stad, het Shel-bourne. Hij was nu in gezelschap van John Wyman, een
MI
6-agent die op dat moment in Ierland al over meerdere informanten beschikte. Deze stelde zichzelf voor als Douglas Smythe en vertelde de broers dat hij hen ‘op het zakelijke vlak’ wellicht kon helpen.

Terwijl de wijn vloeide, stelden de twee inlichtingenofficieren tevreden vast dat de Littlejohns niet alleen neerkeken op de Ieren maar
bovendien een uitdrukkelijke haat jegens de
IRA
koesterden. Onder het genot van een afzakkertje in een rustig hoekje van de hotelbar had Wyman de broers voorgesteld voor hem te komen werken. Het zou ongewoon werk zijn en niet geheel zonder risico, maar financieel meer dan de moeite waard. De Littlejohns zouden Ierse banken gaan beroven, waarna de
IRA
de schuld in de schoenen geschoven kreeg. De broers gingen onmiddellijk op het aanbod in.

Tijdens de daaropvolgende ontmoetingen met Wyman, in Phoenix Park, werden de details verder besproken. Op het eind van een van deze samenkomsten, zo beweerde Kenneth Littlejohn later, ‘zei Smythe dat hij ons een politieke aanslag op
IRA
-leiders wilde laten plegen. Hij gaf me een lijst met onder andere de namen van Seamus Costello en Joe McCann.’ Afgesproken werd dat McCann het eerste doelwit zou zijn. Maar voordat de Littlejohns de
IRA
-man uit de weg konden ruimen, werd deze in Belfast door een Britse patrouille doodgeschoten.

De broers gingen nu aan de slag met het oorspronkelijke voorstel om als bankrovers hun fortuin te vergaren. Ze overvielen de Allied Irish Bank in Dublin en gingen er met 67.000 pond vandoor, tot dan toe de grootste bankroof uit de Ierse geschiedenis. De Littlejohns namen de benen naar Engeland, maar werden gearresteerd en teruggebracht naar Dublin. Hoewel ze de namen van Holroyd en Wyman lieten vallen, verhinderde
MI
6 dat de twee officieren in de rechtszaal zouden verschijnen. Kenneth Littlejohn kreeg twintig jaar gevangenisstraf, en Keith vijftien. Twee jaar later ontsnapte de eerste uit de Mountjoy-gevangenis van Dublin.

In december 1972 deden twee ontploffingen hartje Dublin op zijn grondvesten schudden. Aanvankelijk kreeg de
IRA
de schuld, maar de Ierse Special Branch stelde vast dat de bommenleggers bij hun werk waren bijgestaan door
MI
5. Inmiddels had Holroyd het land verlaten, maar op 19 december had de Ierse politie inmiddels voldoende bewijsmateriaal om de Britse ambassadeur mee te delen dat er, tenzij hij zijn eerste secretaris Andrew Johnstone terugtrok omdat hij een ‘hogere Britse inlichtingenofficier’ was, de ongewenste situatie kon ontstaan dat de diplomatieke banden tussen Engeland en Ierland zouden worden verbroken. Dit markeerde het eind van de officieel gesanctioneerde operaties van de Britse geheime inlichtingendienst in de Ierse Republiek, hoewel de dienst in Ulster nog een tijdje actief bleef, maar nu strak aan de leiband werd gehouden. Feitelijk had
MI
5 het in Noord-Ierland weer voor het zeggen.

Voor John Rennie was het Littlejohn-debacle een grote klap en hij
kreeg flink wat kritiek te verduren wegens zijn gebrek aan inzicht.

Maar ook privé had Rennie als liefhebbende vader een tegenslag te verduren. Zijn oudste zoon Charles en zijn schoondochter waren in een commune gearresteerd voor het bezit van heroïne, verschenen in de Old Bailey voor de rechter en zaten daar in hetzelfde beklaagdenbankje als waarin spionnen hun vonnis hadden afgewacht. Het ministerie van Buitenlandse Zaken had alle krantenredacties van Fleet Street benaderd met het verzoek het jonge tweetal niet in verband te brengen met het hoofd van
MI
6. Maar het verhaal was gewoon te mooi om waar te zijn, en de redacties belden de buitenlandse correspondenten in Londen die de bijzonderheden vervolgens naar hun kranten doorspeelden. Het Duitse weekblad
Stern
publiceerde het nieuws en zette daarmee de deur wagenwijd open voor de Britse media. Na een ambtsperiode van vijf jaar nam Rennie ontslag, wetend dat hij voornamelijk zou worden herinnerd als het hoofd dat de
IRA
niet kon temmen en
MI
6 in verwarring had achtergelaten.

Halverwege de jaren zeventig was Stella Rimington van
junior assistent officer
die haar ochtenden wijdde aan het doorspitten van de
Morning Star
opgeklommen tot bureauofficier van het
MI
5-archief, waar ze met meerdere teams afzonderlijk lopende onderzoeken verrichtte. Niet alleen was de jacht op Oostblokspionnen nog altijd een prioriteit, maar ook waakte ze voor verdachte dubbelspionnen binnen de dienst. Met hun verraad jegens de veiligheidsdienst hadden deze figuren een zwarte schaduw over Century House geworpen. Zelfs jaren na dato wekten de namen Burgess, Maclean en Philby zelfs bij de beminnelijkste officieren nog altijd woede op.

Maar Rimingtons toegang tot de dossiers stond onder streng toezicht en hing samen met haar plek op de onzichtbare ladder waarop ze langzaam maar zeker hoger klom. Het stond haaks op haar tijd aan de universiteit, toen haar juist werd aangemoedigd om vragen te stellen; de informatie die ze nu kreeg, gaf haar slechts beperkte handelingsvrijheid.

Veel van haar collega’s, die haar op weg naar een vergadering op een andere verdieping en met hun dossiers stevig tegen de borst gedrukt op de gang passeerden, hadden volgens Rimington de bovenste sport van hun eigen carrièreladder al bereikt. Je moest verdomd sterk in je schoenen staan om de hectiek van Century House aan te kunnen, dat was wat ze uitstraalden. En als de werkdag erop zat en ze eindelijk
naar huis en het gezin konden, was dat dan met het voldane gevoel dat ze die dag hadden gedaan wat er van hen was verlangd? zo vroeg Rimington zich af. Sommigen, zo vermoedde ze, namen de trein naar de voorstad, anderen gingen voor een afzakkertje nog even naar een van de pubs in de buurt. Drank hoorde bij de cultuur van
MI
5, en ze vermoedde dat dit altijd zo was geweest. Ze had nog niet met directeur-generaal Michael Hanley gesproken, maar al wel over zijn uitbarstingen gehoord waarbij zijn gezicht zelfs nog paarser aanliep dan anders. Er werd altijd gegrapt dat hij uit vrees voor herkenning ook binnen zijn zonnebril ophield. Ook rondom de contraspionageagenten die kwamen en gingen hing een waas van geheimzinnigheid, maar voor Rimington was het ‘romantische fantaseren over het Grote Spel’ wel voorbij.

De werkelijkheid was geheel anders gebleken.
MI
5 was nog altijd een mannenbolwerk, vol oudgedienden uit de koloniale dienst, die het vak hadden geleerd in verre windstreken: de Solomoneilanden, Kenia, Singapore en de landen aan de Grote Oceaan. In de eetzaal van Century House vormden ze nog altijd kliekjes, bij elkaar klittend alsof ze nog steeds een aanval van plaatselijke opstandelingen bevroedden, met namen als de Sudan Souls, de Rwanda Regulars en de Malayan Mafia. Ze waren destijds als volwassen ‘officieren’ aangesteld en gedroegen zich dan ook vaak dienovereenkomstig. Vrouwelijke medewerkers waren ‘overige rangen’. Op hun beurt waren de dossierbeambten in het archief vaak debutantes of dochters van politieke kopstukken en hoge legerofficieren. Met hun eindeloze verhalen over het wereldje waarin ze buiten werktijd vertoefden, stonden ze bekend als ‘de dames van de nacht’.

Voor Rimington waren de tijden echter aan het veranderen. Hoe hoger ze steeg op de ladder, des te meer verantwoordelijkheid dit met zich meebracht. Tegen 1974 was ze een volwaardige officier die zich bezighield met contraspionage, subversie- en terreurbestrijding. Haar doelwitten waren de Russische en Oostblokspionnen in Londen. Een van haar taken was om in opdracht van Buitenlandse Zaken informatie te vergaren waarmee de visumaanvraag van een Rus met niet-diplomatieke status kon worden geweigerd.

Haar werk draaide om het observeren van de geheime ‘brievenbussen’ die
KGB
-agenten in holle bomen in de Londense parken hadden gemaakt en waarin hun eigen informanten ongezien documenten konden achterlaten of hun vaste honorarium konden vinden; het speuren naar met krijt aangebrachte tekens op lantaarnpalen; lege
melkflessen onder parkbankjes, waarmee een informant aangaf contact te zoeken met zijn Russische runner. Rimington volgde
GRU
-officieren naar bibliotheken, die daar uren bezig waren met het fotokopiëren van doodgewone technische en wetenschappelijke tijdschriften die voor iedereen toegankelijk waren. ‘We speculeerden dat het materiaal ter meerdere glorie van het stempel “Vertrouwelijk” was voorzien en naar Moskou gestuurd werd,’ schreef ze later in haar autobiografie,
Open Secret
.

Eind jaren zeventig was Rimington onderdirecteur van de Sovjetafdeling, met volledige toegang tot niet alleen informatie van eigen spionnen en mollen, maar ook tot het afluistermateriaal afkomstig van apparatuur die de
buggers
van
MI
5 hadden geplaatst in en rond de Russische ambassade van Londen, in de handelsmissiekantoren en de hotelkamers van bezoekende hoogwaardigheidsbekleders uit Moskou, en op de burelen van persbureau Tass en de
Pravda
, waarvan de journalisten vaak tevens
KGB
-agent waren. Deze intensieve bewaking was het spiegelbeeld van de veiligheidsmaatregelen waaraan de Britse ambassadestaf in Moskou en buitenlandse bezoekers in Rusland op hun beurt werden blootgesteld. Zo nu en dan kreeg ze ook foto’s van Amerikaanse
U
-2 spionagevliegtuigen onder ogen, die konden worden vergeleken met ander inlichtingenmateriaal dat op haar bureau belandde.

Het succes van het ranke, geheel zwartgeverfde vliegtuig hing geheel af van zijn vermogen om buiten bereik van de Russische radarinstallaties te blijven. Ze stegen op van de Amerikaanse basis in het Pakistaanse Peshawar, doorkruisten het Afghaanse luchtruim, passeerden de Hindu Kush, betraden het Russische luchtruim met een route over het Aralmeer en de geheime militaire bases daar, vervolgden hun koers naar de Barentszzee en landen ten slotte op een Amerikaanse basis in Bodo, Noorwegen.

Het waren de foto’s van deze lange vluchten die Rimingtons belangstelling hadden. Ze vormden onderdeel van de klassieke routine die inmiddels deel van haar werk uitmaakte: vergaren, analyseren, verspreiden en handelen. De
U
-2-vluchten speelden een essentiële rol bij de inlichtingenvergaring. Elk toestel was met zijn zeven infraroodcamera’s in staat om een strook van meer dan tachtig kilometer links en rechts van de romp te fotograferen, waarbij één ‘opname’ een lengte van 4800 kilometer bestreek en vierduizend foto’s opleverde. Maar Rimington en haar collega-spionnenvangers hadden een nog geraffineerder
instrument tot hun beschikking dat alle belangrijke technieken voor informatievergaring in zich verenigde –
ELINT
,
electronic intelligence
;
SIGINT
,
signals intelligence
;
HUMINT
,
human intelligence
, ofwel het menselijk vermogen om informatie te analyseren – resulterend in de eerste elektronische taal van de Koude Oorlog, taal die uiteindelijk zelfs onderscheid kon maken tussen het lokale cyrillische idioom van Centraal-Azië en de veelheid van Chinese dialecten. Het was de taal van de ruimte, waar Amerikaanse satellieten doodstil hun baantjes om de aarde draaiden.

In 1974 waren de linguïsten die deze taal hadden gecreëerd, nog druk bezig ‘de baby woordjes te leren’. Toch waren ze al een heel eind gevorderd sinds die avond waarop een van de machtigste mannen van het Westen tijdens een huiselijke barbecue had besloten een paar bijzonderheden van de satellietspionage te onthullen.

Other books

The Body Mafia by Stacy Dittrich
The Elfbitten Trilogy by Leila Bryce Sin
Tell it to the Bees by Fiona Shaw
The Guardian by Jack Whyte
Walking Dead by Greg Rucka
I Hunt Killers by Barry Lyga
Dead to Rites by Ari Marmell