Geheime oorlogen (63 page)

Read Geheime oorlogen Online

Authors: Gordon Thomas

Tags: #Non-Fictie, #Wierook22

BOOK: Geheime oorlogen
12.38Mb size Format: txt, pdf, ePub

Duidden de dubbele aanslagen op plaatsen die ver uit elkaar lagen niet alleen op de entree van Al-Qaida binnen het internationale terrorisme, maar ook op een werkwijze die door niemand was voorspeld?

Het
SVC
was een kleine ruimte met donkere lambriseringen en uitgerust met een batterij monitors langs een wand. Tegenover de plek van Clarke aan het hoofd van de tafel hing aan de wand een presidentszegel. Rondom de tafel zat een aantal leden van de Counterterrorism Security Group, voorgezeten door de nationale Veiligheidsraad, waarbij ieder de steun had van zijn of haar hogergeplaatste stafleden. Sommigen zagen eruit alsof ze zo uit bed waren gesprongen. De uitzondering was Gayle Smith, speciale assistent van de president voor Afrikaanse aangelegenheden. Met haar elegante mantelpak en zorgvuldig aangebrachte make-up kon ze net zo goed onderweg zijn geweest naar een cocktailparty, vroeg op de avond, in plaats van een crisisvergadering op een tijdstip dat de meeste mensen in Washington nog moesten ontbijten.

Verspreid over de tafel stonden koffiekannen en borden met bagels. Ze bleven onberoerd; alle ogen waren gericht op de monitors die zich al snel vulden met de vertrouwde gezichten van de studio’s in het Pentagon, het ministerie van Buitenlandse Zaken, het ministerie van Justitie, de
FBI
en het ministerie van Defensie. Om tien over half zeven, net een uur na het eerste telefoontje naar het antiterrorismecentrum, zat iedereen op zijn plek.

Clarke begon de vergadering met een update. Er waren nu zeker een stuk of tien Amerikaanse slachtoffers, onder wie een
CIA
-agent. Ook tweehonderdvijftig mensen van andere nationaliteiten waren omgekomen. Het gewondental overtrof nu de vijfduizend; er waren veel zwaargewonden. Buitenlandse ambassades in beide steden deden alles wat ze konden om te helpen. Personeelsleden van de Amerikaanse ambassades in Zuid-Afrika, Caïro en Europa werden ingevlogen.

Clarke wees alle aanwezigen er nog eens op dat dit een ‘crisissituatie’ was. De microfoons dienden uitgeschakeld te zijn, tenzij iemand het woord nam. Wilde iemand interrumperen, dan zwaaide hij of zij even. Clarke wees naar een rode telefoon op de tafel voor hem: wilde iemand iets ‘zeer vertrouwelijks’ zeggen, dan moest hij of zij hem op dit toestel bellen.

Hij wendde zich tot Gayle Smith. Zij kreeg de leiding over het transport van kraanwagens en ander zwaar materieel naar de verwoeste plekken. Dat was een prioriteit, bedoeld om de doden te bergen en misschien, ‘heel misschien’, levenden onder het puin vandaan te redden. De luchtmacht zou vanaf de bases in Duitsland Nightingale-teams overvliegen om de gewonden terug te brengen in hun vliegende ambulances.

Clarke richtte zich tot het scherm waar Susan Rice, de staatssecretaris voor Afrikaanse aangelegenheden, strak in haar camera keek. Zij moest voor de gewonden de medische faciliteiten in Europa organiseren: Spanje, Frankrijk, Groot-Brittannië – overal waar ze maar ziekenhuisbedden kon vinden, diende ze die te reserveren.

Clarke wendde zich tot een ander scherm, met daarop het gezicht van Louis Freeh, de
FBI
-directeur, roerloos gezeten in de beeldstudio naast zijn werkkamer een paar straten verderop. Hij zou verantwoordelijk zijn voor het sturen van teams naar beide locaties om bewijsmateriaal te vergaren.

Freeh zwaaide met een hand en sprak: ‘Ik heb John O’Neill in New York zitten. Hij heeft een team op een luchtmachtbasis in New Jersey.’ O’Neill was de
FBI
-agent die New York als werkterrein had, een zwaar drinkende Ier die zijn agenten zorgvuldig selecteerde en met een intense loyaliteit verdedigde. Clarke had hem tot medeoprichter van de Counterterrorism Security Group gemaakt.

‘Louis, John gaat met de eerste vlucht mee.’

Clarke richtte zich tot de vrouw links van hem, Lisa Gordon-Hegarty, lid van de nationale Veiligheidsraad en zijn meest vertrouwde naaste medewerker. Hij liet de anderen weten dat zij de hele missie zou coördineren.

Zo gaf Clarke een uur lang op kalme, gezagvolle toon zijn orders. De luchtmacht had drie
C
-141’s paraat staan. Dit aantal moest in eerste instantie tot twaalf en daarna met nog eens zes toestellen worden verhoogd. Defensie zou voor tankvliegtuigen zorgen.

Ten slotte wendde hij zich tot Tenet. De
CIA
zou zorgdragen voor de reacties. Tenet knikte: daar hoefde geen woord meer over gezegd.

Clarke keek eens naar de gezichten om hem heen en op de schermen en richtte zich nu tot hen allen: ‘Zodra jullie deze klus hebben geklaard, gaan we kijken hoe we de volgende aanslag kunnen voorkomen.’

Jonathan Evans zag de aanslagen als een onvermijdelijk gevolg van Bin Ladens maandenlange pochen in de Arabische media dat Al-Qaida nu over een volledig toegerust leger beschikte om de jihad, de heilige oorlog, te ontketenen. Toch vroeg hij zich wel nog steeds af of Bin Ladens beweringen niet gewoon sterke verhalen waren, zoals andere groeperingen die ook vertelden. Waren de bomaanslagen op de ambassades slechts een poging om meer rekruten te werven voor Al-Qaida? Gegeven dat de aanvallen als een totale verrassing kwamen, was het ondersteunende team klein geweest: er zouden slechts een paar man nodig zijn geweest om de springstoffen te verkrijgen en bij de bommenmaker te bezorgen. De ballistisch experts van
MI
5 hadden Evans verteld dat het in elkaar zetten van de bommen kinderspel zou zijn geweest; ze in de trucks laden vereiste slechts de gebruikelijke voorzichtigheid, zoals bij elke vluchtige stof. Evans had zijn agenten gevraagd te achterhalen of er mogelijke verbanden waren tussen de daders en iemand binnen de islamitische gemeenschap in Groot-Brittannië. De laatste tijd waren immigranten uit Kenia, Tanzania en Somalië het land binnengekomen. Het was slechts gissen.

In Vauxhall Cross had David Spedding in vergadering gezeten toen het nieuws van de bomaanslagen hem bereikte. Hij en zijn directeur operaties, Richard Dearlove, die in Nairobi had gediend, hadden meteen besproken hoe
MI
6 het beste steun kon leveren.

Logistiek gezien zouden de Amerikanen niets nodig hebben om een hulpoperatie te leiden zodra de ‘stroom’ naar Oost-Afrika eenmaal op gang was gekomen.
MI
6 kon echter wel helpen met informatie over de situatie ter plekke. Nairobi was altijd een belangrijke post geweest in Afrika: vandaaruit had een oudgediende, Daphne Park, de omverwerping van de procommunistische premier Patrice Lumumba in Congo georganiseerd. Standplaats Nairobi had ook de strijd aangevoerd tegen de Russische infiltratie in Centraal-Afrika door subversieve organisaties te infiltreren en er vervolgens informanten van te maken. Ook had men de plannen ontwikkeld die leidden tot de verkiezing van pro-Britse leiders als Tom Mboya van Kenia, Julius Nyerere van Tanganjika, Hastings Banda van Nyasaland, Kenneth Kaunda van Zambia en Joshua Nkomo van Rhodesië. Zij hadden allemaal
aanzienlijke fondsen gekregen om
agents of influence
te worden.

Op 5 augustus 1962 werd Nelson Mandela, inmiddels een vooraanstaand lid van het Afrikaans Nationaal Congres, vlak bij het stadje Howick in Natal gearresteerd. In die tijd was het land overspoeld door buitenlandse spionnen, vooral van
MI
6 en de
CIA
, maar ook door een aantal Franse en Duitse inlichtingenofficieren. Sommigen waren
declared
, dat wil zeggen dat hun aanwezigheid was aangekondigd bij het apartheidsregime waardoor ze diplomatieke onschendbaarheid genoten. Veel anderen waren
undeclared
, en konden daarom worden vervolgd als ze werden betrapt. De
BOSS
, de eigen inlichtingendienst van Zuid-Afrika, was tot in alle lagen van de samenleving doorgedrongen: studenten, bankiers, politici en misdadige bendes. Ook had de
BOSS
het
ANC
geïnfiltreerd, en een aantal
ANC
-leden was in opspraak geraakt door hun hulp aan de dienst. Verder buitte
BOSS
de postkoloniale onzekerheid en de hypocrisie die tal van rapporten van
MI
6-spionnen kleurde uit, en profiteerde ze van het onvermogen van de
CIA
om rechtstreeks contact te leggen met Afrikaanse politieke groeperingen. Het
CIA
-hoofd in Zuid-Afrika schreef in 1961 dat die groeperingen ‘communistische beweegredenen’ hadden.

Tussen de
CIA
en
MI
6 bestond een enorme rivaliteit, deels omdat de laatste zichzelf zag als beschermer van het Britse primaire belang, namelijk de vaarroute om de Kaap naar het Britse rijk. De
CIA
wilde het beheer verwerven over de mineralen van Zuid-Afrika, met name het voor atoomwapens benodigde uranium.

MI
6 voelde de ‘wind van verandering’ die door het land blies en had contacten gelegd met Mandela en andere getalenteerde jonge politici van het
ANC
, onder wie Oliver Tambo en Walter Sisulu. De bedoeling was hen als
agents of influence
te rekruteren, maar niet een van hen was bezweken voor de verlokkingen van
MI
6. Van de
CIA
hadden ze gehoord van de nauwe banden die de Britse inlichtingendienst onderhield met de
BOSS
.

De arrestatie van Mandela betekende het einde van alle rekruteringsacties, omdat het apartheidsregime vervolgens ook andere leiders van het
ANC
aanhield als ze niet het land uit waren gevlucht. De
CIA
verbreidde binnen
ANC
-kringen – ter verdere ontwrichting van de plannen van
MI
6, die leden van deze politieke groep wilde inlijven –het gerucht dat
MI
6 de datum, tijd en route had vrijgegeven van Mandela’s reis op die augustusdag.

In 1986 onthulde Paul Eckel, destijds
CIA
-agent in Zuid-Afrika, details van de reden waarom Mandela was aangehouden. In een rapport
aan Langley schreef hij: ‘De aanhouding van Mandela diende de belangen van de
VS
, dit vanwege diens communistische neigingen.’ Tien jaar later erkende Henrik van den Bergh, hoofd van de
SASS
, de inlichtingendienst van na de apartheid: ‘Mandela werd door de
CIA
aan de
BOSS
overhandigd.’ In alle opschudding rond het einde van het apartheidsregime en de opkomst van de nieuwe
ANC
-regering kwamen deze aantijgingen nauwelijks aan de oppervlakte.

Maar nog geen jaar later werd onder aartsconservatieve Afrikaners gefluisterd dat Mandela, ’s lands eerste zwarte president, eigenlijk een
MI
6-informant was geweest en dat de Britse inlichtingendienst de ‘wind van verandering’ had aangewakkerd die een einde maakte aan de apartheid. In 2001 kreeg deze bewering enig aanzien door de Britse historicus Stephen Dorill waardoor de regering-Mandela ten slotte in woede ontstak. Dorill werd beschuldigd van een ‘vruchteloze poging om zijn imago te schaden’. Dorill ontkende dit motief, maar weigerde de vertrouwelijke bron van zijn bewering te onthullen.

In februari 2008 legde Richard Tomlinson, de afvallige
MI
6-agent, getuigenis af bij het gerechtelijk onderzoek naar de dood van prinses Diana en Dodi Al-Fayed. Kort hierna namen twee hooggeplaatste inlichtingenbronnen in Londen en Pretoria afzonderlijk van elkaar contact op met de auteur en vertelden zij dat de bewering dat Mandela inderdaad een
MI
6-agent was geweest aanvankelijk was geuit door Tomlinson, die beweerde dat hij het bewijs daarvoor had gezien toen hij voor de Britse inlichtingendienst werkte. Voor deze ene keer weigerde de doorgaans zo spraakzame ex-spion commentaar te geven, behalve de woorden: ‘Ik ken de waarheid en dat is voor mij genoeg.’

Ook bevestigde Tomlinson dat hij in november 1995 naar Zuid-Afrika was gereisd na te hebben vernomen dat een voormalige collega bij
MI
6 naar Johannesburg was gestuurd ‘om leiding te geven aan de twee allerbelangrijkste agenten die we in Zuid-Afrika hebben’. Volgens Tomlinson vertelde zijn collega hem dat een van deze agenten een hooggeplaatste legerofficier was en de andere een hoge functionaris binnen de Zuid-Afrikaanse regering. ‘Ze hadden zo’n hoge positie dat hij me vertelde dat niemand van de
MI
6-post in Pretoria contact met hen mocht opnemen. Toen ik er verscheen, gooide mijn oud-collega bijna de deur voor mijn neus dicht met de waarschuwing dat als ik ook maar één poging ondernam om me bij de Zuid-Afrikaanse contraspionage aan te sluiten, ik diep in de penarie zou zitten. Die gedachte was nooit in me opgekomen.’ Noch was deze overwogen door de geheime inlichtingendienst van Zuid-Afrika. Tijdens
Tomlinsons bezoek van twee weken aan het land deden ze geen toenaderingspogingen.

Tomlinson houdt vol dat hij met zijn beweringen – zoals die over de dood van Diana en Dodi Al-Fayed – niet wordt gedreven door financiële motieven, maar slechts door ‘een behoefte om de waarheid naar buiten te brengen’.

De beste steun die
MI
6 volgens Spedding kon bieden was dat de post in Nairobi zijn nog altijd bestaande netwerk van informanten zou activeren om de daders van de bomaanslagen op de ambassades op te sporen.

Spedding had gehoord dat Prudence Bushnell, de Amerikaanse ambassadeur, was omgekomen in haar ambassade. Omdat hij haar ooit in Washington had ontmoet, wilde hij het hoofd in Nairobi een bericht sturen om namens hem het condoleanceregister te tekenen, toen opeens het nieuws kwam dat Bushnell de aanslag had overleefd. Spedding had onmiddellijk zijn bericht gewijzigd: ‘Godzijdank ben je veilig.’

Efraim Halevy, de negende directeur van de Mossad, was iemand die door Tenet bij hun eerste ontmoeting in Tel Aviv was beoordeeld als ‘iemand die ik kan vertrouwen. We hadden gemeenschappelijke motieven en zorgen.’ De hoffelijke Halevy, slechts een jaar verwijderd van zijn pensioen, had een lange en glansrijke diplomatieke achtergrond in Europa en Oost-Afrika en had beloofd om zijn contacten aan te wenden.

De analisten van de Mossad trokken hun conclusies al. De timing van de bomaanslagen, half elf plaatselijke tijd, was op een moment dat alle belijdende moslims in de moskee zouden zitten voor het vrijdaggebed. Ook dit was een aanwijzing voor de betrokkenheid van Al-Qaida. Bin Laden had kort daarvoor nog in een toespraak gezegd dat zolang moslims de
shahada
baden – het belijden van het geloof in de woorden van Allah en het profeetschap van Mohammed, en een van de vijf pilaren van de islam – hun niets zou overkomen.

Other books

The Yearning by Tina Donahue
His Brother's Bride by Denise Hunter
Jack by Liesl Shurtliff
The Masque of Africa by V.S. Naipaul
Space Gypsies by Murray Leinster
Operation Solo by John Barron
Headscarves and Hymens by Mona Eltahawy
The Ghost of Ernie P. by Betty Ren Wright